Vriendelijke telramen Kinderen leren 5 nieuwe woorden per dag. Dus 20 sommetjes koppelen aan 20 systematische uitkomsten zou in pakweg 5 schooldagen bekeken moeten zijn. Het onderwijs gebruikt voor het automatiseren van sommen tot 10 vooral lijnbeelden als het telraam en de getallenlijn. Passen die lijnbeelden bij de getallen, de vingers, de ogen, het werkgeheugen en het denken? | ![]() | Leonard Verhoef Contact |
Concrete materialen zijn belangrijk bij het leren rekenen. De materialen moeten de vingers wel goed passen om vingerfouten te voorkomen. Dit geldt vooral voor zevenjarigen die nog geen goede fijne motoriek hebben zoals in afbeelding 1 te zien is. De handeling moet verder snel uitgevoerd kunnen worden zodat deze verkortbaar is tot een mentale handeling. Hoe zit dat met vingervriendelijkheid van telramen? |
De gebruikelijke telramen hebben gladde ronde kralen. Dat is prettig voor kralen om je nek. Maar de vingers hebben minder grip op een ronde en gladde kraal. 'Grip' is een bekend probleem in de ontwerppsychologie. Bij de komst van personal computers ontwierpen ergonomen het toetsenbord (afb. 2). Dat toetsenbord was zeer hand-, vinger- en vingertopvriendelijk door holle, ruwe oppervlakken en een goede hoorbare en voelbare feedback (Verhoef, 1984). Blindtypers konden daar 600 aanslagen per minuut mee halen. De toetsen van de huidige laptops zijn meer vlakke afgesleten Belgische kasseien (afb. 3). |
|
Telramen voor professionals hebben grip doordat de kralen geen gladde ballen zijn maar schijven met een wat scherpe rand (afb. 4). Dat geeft meer grip. Ook is de af te leggen afstand voor de vinger tussen de kralen daardoor kleiner. Je kunt dan meer kralen met één geautomatiseerd tikje op hun plaats schieten. Door de schijfvorm passen er bovendien meer kralen in het oogfixatieveld. |
De Nederlandse rekenmeester is een lijndenker. In de klas steekt hij voor het aantal 1 de eerste vinger van een rij vingers op: een duim of een pink. Maar in de kroeg bestelt hij één pils als een handige Chinees (afb. 5).
Steek maar eens spontaan 3 vingers op (
noot 1)
Niet het oog en niet de getallenrij bepalen het natuurlijke vingerbeeld maar de vingerspieren. |
4+3/3+4 versus 5+4/4+5 | ||||||||
5+4/4+5: | 88% goed, | 8 s., | 0% weet niets, | 64 | 33 | kk. gr. 3&4. | ||
4+3/3+4: | 71% goed, | 9 s., | 0% weet niets, | 44 | 35 | kk. gr. 3&4. |
Dat materiaal heeft eigenlijk maar twee markante punten: het begin en het eind. Maar die punten zijn bij het rekenen zelf vrijwel niet nodig. De cijfers 5 en zeker 10 en die aantallen zijn op de getallenlijn niet direct binnen het oogfixatieveld identificeerbaar. Dat is ook te zien in afbeelding . Je moet wéten dat het er 5 zijn. Een rij van 5 is dus géén concreet aantal maar een symbool dat staat voor het aantal 5. |
Wat betekent het werkgeheugen concreet voor het tellend optellen? Bij het tellend optellen moet in het werkgeheugen: de twee termen van de opgave en de opdracht: optellen. Verder is nodig de telwoordenrij en welk telwoord je gehad hebt. Inmiddels begint het kleine chaotische werkgeheugen wel vol te raken. Vooral als het gaat om 'rekenzwakken'. Eventuele stress verkleint het werkgeheugen meestal ook wel flink. Het vingertellen belast dus het werkgeheugen. Goed nieuws is dat een strakke rij kralen of getallen kennelijk iets minder belasting van het werkgeheugen geven dan uit het hoofd tellen en op de vingers tellen. Optellen met een strakke steun zoals in afbeelding 7 geeft 4% meer goede antwoorden dan optellen uit het hoofd of met de vingers. Je ziet eenheden minder gemakkelijk over het hoofd bij het tellen uit het hoofd of op de vingers. Maar er is nog steeds een flinke belasting van het werkgeheugen. |