13 Index  

www.humanefficiency.nl/rekenen/.php 

 

  

  Index

2-lingopgave. Is: opgave met gelijke termen (4+4, 5x5). § 4.3.4
Aanvullen tot 10. Zie: breken naar 10. § 7.3.1
Aftreksom. Het woord. § 4.4.2
Algoritme. Een algoritme is een rijtje instructies (een rijtje puntkennnis), bijvoorbeeld een recept, een routebeschrijving of een staartdeling. § 10.7.2
Analoge klok. Nul op de analoge klok. § 5.3.1
Zie klokkijken.
Met: voorloopnul. § 5.4.2
ANS. En: Hoeveel is? § 2.4.2
Apen. Behoud van hoeveelheid begrijpen. § 1.4.1
Automatiseren van opgaven. Boven 10. § 7.3.1
Behoud van hoeveelheid. Is: het aantal verandert niet, ook al heeft een groep veel blauw bijvoorbeeld. § 1.4.1
Bijna-tweeling-opgave. Het woord. § 4.3.5
Zie: Een-erbij-opgave. § 4.3.5
Bijtellen. Is: een tweede term direct bij de eerste tellen. § 2.3.1
Blind. Voelbare markante punten. § 10.2.1
Blindrekenen. Blindrekenen is ... § 10.5.1
Breken naar 10. Is: de vloek van de kennis? § 7.1
Is: het opbreken van één term om van de andere term een 10-tal te maken. Dus 8+5=8+2+3=10+3. § 7.3.1
Bus- en liftrekenopgaven. Veroorzaken tellend blijven optellen. § 2.3.4
Buurvrouw-opgave. Zie: Een-erbij-opgave. § 4.3.5
Commutatieve wet. Termen mag je omdraaien. 2+7=7+2. § 4.3.2
Conservatie. Zie: behoud van hoeveelheid. § 1.4.1
Cultuur. En: rekentaal. § 10.3.4
En: vrijheid. § 10.7.3
Wil: control met regels, lijndenken. § 10.8
Wil: control met testen. § 10.1.1
Wil> control met testen. § 10.8
Wil: goede uitkomsten, hoe dan ook. § 10.1.1
Wil: IQ getal. § 10.7
Dakjesmethode. Het dakje toont het breken van een term, om 10 te krijgen. § 7.4.2
Denken leren. Denk wat de cultuur denkt. § 10.8
Denk wat jij denkt. § 10.8
Hoe te toetsen? § 10.4.3
Met: mooie plaatjes. § 10.7.5
Met: 10-onthouden bij aftrekken. § 8.4.2
Met: 3D ordenen. § 9.2.6
Met: aantalvelden. § 9.2.5
Met: breken met stippen. § 7.3.4
Met: creatief optellen. § 2.3.1
Met: Een-erbij-opgaven. § 4.3.5
Met: getallenvelden. § 9.2.5
Met: meerlingen. § 4.3.5
Met: nog niet uitgelegde opgaven. § 10.7.3
Met: omdraaiopgaven. § 4.3.3
Met: ruilen met de lusabacus. § 8.3.2
Met: ruilingen. § 8.5
Met: telsturing. § 2.3.1
Met: werkgeheugenbeheersing. § 10.4.3
Woord opgave i.p.v. som. § 4.4.2
Digitaal klokkijken. En: voorloopnul. § 5.4.2
Dubbelopgave. Zie: 2-lingopgave. § 4.3.4
Eén-erbij-opgave. Is: 5+4=? en dan: 4+4 (weet ik)+1=5 § 4.3.5
Eén-onthouden. Onnauwkeurige uitleg. § 8.4.2
Flitsen. Bij: aantalbepaling. § 2.4.2
Bij: aantalbepaling. § 2.4.2
Door flitsen tellen onmogelijk maken. § 2.4.2
Fouten. Leren van je fouten? § 10.4.2
Leren zonder fouten. § 10.4.1
Getalbegrip. Is ... § 8.4
Getallenlijn. En: negatieve getallen. § 5.5.1
En: breken. § 7.2.1
In: de kindrealiteit. § 9.2.4
Nul op de getallenlijn. § 5.3.1
Getallenlijnsticker. Met: Eén-erbij opgaven. § 4.3.5
Met: meerlingen. § 4.3.4
Voor: nul. § 5.3.1
Grote getallen. En: nul. § 5.2
En: plaatswaarde. § 7.1
Leestof indelen op basis van de grootte van getallen. § 10.4.5
Lossen problemen op. § 10.7.3
Voor: uitleg omdraaiers. § 4.3.2
Voorkomen fouten. § 10.7.3
Handeling. Met: de handen? § 10.1.2
Heuristiek. Is: leer van het zoeken. § 10.7.3
Hoeveel is ... Is: een verwarrende vraag. § 10.3.1
Hoofdrekenen. Zie blindrekenen. § 10.5.1
Incidenteel leren. Schijnbaar zelfontdekkend. § 10.5.2
Instampen. Leren rekenen door opgaven te herhalen tot het kind de goede uitkomst geeft. § 10.4.1
Inwisselen. Zie: Ruilen. § 8.4.1
Kindrealiteit Lijnen in de kindrealiteit. § 9.2.4
Aantal wielen van voertuigen. § 4.3.4
De realiteit van het kind (buiten de klas) beheersen. § 9.1
En: instampen. § 10.4.1
En: negatieve getallen. § 5.5.1
En: nul. § 5.4.3
Gebogen vormen als cylinders en kegels. § 9.2.6
Is: getalkennis in de realiteit van het kind tonen. § 9.1.1
Lijnbordspelen. § 9.2.5
Ruilen (van 10) in de kindrealiteit. § 8.4.1
Ruil-systemen voor maten, tijden en geld. § 8.2
Tijdsbeleving. § 9.2.6
Velden in de kindrealiteit. § 9.2.5
Kleurenblind. Is: ... § 10.2.4
Leerblad. Met: breken naar 10 opgaven. § 7.4.3
Met: een opgave van de weeksticker. § 10.4.1
Met: Eén-erbij-opgaven. § 4.3.5
Met: omdraaiers. § 4.3.3
Met: te leren breken om 10. § 7.4.3
Met: één erbij opgaven. § 4.3.3
Lusabacus. Ook wel: de 10-ruiler. § 8.3.2
M&mopgaven. Is. § 7.3.2
MAB Voor: tijd en datum. § 10.7.4
Ook wel: de tieners. § 8.3.2
Voor: liters. § 9.2.6
Memoriseren. Zie: automatiseren. § 10.4.1
Mond houden. Bij: Breken naar 10 met een leerblad. § 7.4.3
Bij: uitleg toepassing commutatieve wet. § 4.3.2
Nul. Is: lege plaats. § 5.4.1
Omdraaier. Is: termen mag je omdraaien: 2+7=7+2. § 4.3.2
Oogfixatieveld. Is: een ovaal veld rond het fixatiepunt waarmee een mens ongeveer 10 letters redelijk kan lezen. § 10.2.1
Is: tafeltjesticker van opgave die het kind lastig vindt. § 10.4.3
Optellen. Het woord. § 4.4.2
Optelsom. Het woord. § 4.4.2
Overbruggen van 10. Zie: Ruilen. § 8.4.1
Overschrijding van 10. Zie: ruilen van 10 1-en voor 1 10-tal § 8.4.1
Partial identification. Om tijd te winnen luisteren en kijken de hersenen maar met een half oog en een half oor. § 10.2.3
Puntenkennis. Puntenkennis is de hoeveelheidsrelatie tussen twéé hoeveelheden kennen. § 9.2.2
Realistisch rekenen. En: het werk­geheugen. § 10.4.3
Is: een visie op rekenen: realiteit in het rekenonderwijs brengen. § 9.1.1
Met: negatieve getallen. § 5.5.1
Met: bussen en liften. § 2.3.4
Rekenen en lezen. Rekenen moeilijker? § 4.2.1
Rekenen en taal. Rekenen gemakkelijker? § 4.2.1
Vergelijking. § 10.7.3
Rijm. Om gemakkelijker te onthouden. § 10.3.4
Toon een van de rijmende woorden niet. § 10.4.7
Ruilen van 10. Is: 10-eenen inwisselen voor 1-tien. Meestal inwisselen genoemd. § 8.4.1
Met: lusabacus § 8.3
Met: MAB, (Multibase Arithmetic Blocks) § 8.3
Met: termen onder elkaar. § 8.3
Seriatie. Objecten op volgorde van hoeveelheid leggen: van kort naar lang, van licht naar donker, etc. § 1.4.2
Snipper. De analoge klok, na het 100-veld. § 9.2.5
De kalender, na het 100-veld. § 9.2.5
De plattegrond, na het 100-veld. § 9.2.5
Met: rijm § 10.3.4
Met: tientalligheid en breken om 10. § 7.1
Vermenigvuldigen in groep 2. § 4.3.4
Voor: plaatswaarde. § 5.2
Is: . . . § 10.5.2
Splitsen om 10. Zie: Breken naar 10. § 7.3.1
Tafels. Tafel van 2 met wielen van voertuigen. § 4.3.4
Tellend blijven optellen. Door: focus op product (goede uitkomst), i.p.v. proces (hoe)? § 10.1.1
Door: geen opgaven met grote getalllen. § 10.4.5
Door: leren meten. § 1.4.2
Door: optellen met bussen en liften. § 2.3.4
Door: telraam? § 2.3.3
Door: vingerbeelden. § 2.3.2
Is: alles tellend uitrekenen. § 4.2.1
Oplossen: stippatronen rondsnipperen. § 4.4.1
Oplossing: niet toetsen? § 10.4.3
Voorkomen met: flitsen. § 2.4.2
Voorkomen met: niet vragen hoeveel. § 2.4.2
Voorkomen met: ander woord voor tellen. § 4.4.2
Voorkomen met: niet teveel tellen. § 4.4.1
Telraam. Beperkingen. § 2.3.3
Of: rekenrek? § 2.3.3
Tientaloverschrijding. Zie: Ruilen. § 8.4.1
Tientalpassering. Zie: Ruilen. § 8.4.1
Toets. Als: leerblad § 10.4.2
En spiegelen. § 10.4.2
En: validiteit. § 10.1.2
Erbij- en erafopgaven niet afwisselen. § 10.2.3
Geschiedenis. § 10.1.1
Rekenfouten en waarneemfouten. § 10.4.2
Toets heimelijk. § 10.4.3
Waarom. § 10.1.1
Verhaalopgave. Is: Ook wel redactieopgave. § 9.1.1
En: werk­geheugen. § 10.4.3
En: kindrealiteit. § 10.3.3
Verliefdenopgaven. Is. § 7.3.2
Uitleg met: stippen en meerling. § 4.3.4
Zie tafels.
Vingerbeelden. Is: hoeveelheden tonen met de stand van de vingers. § 2.3.2
Is: hoeveelheden tonen met de stand van de vingers. § 2.3.2
Vingertellen. Door: woordgebruik? § 4.4.2
Voorloopnul. Bij: Eén onthouden. § 8.4.2
En: nul. § 5.4.2
Is: (01) een nul op de lege plaatsen links van de cijfers, je schrijft dus niet 1 maar 01. § 5.4.2
Voortschreidende schematisering. Is: ombuigen van de handelingen van het kind zelf. § 10.4.6
Vriendjesogaven. Is: . . . § 7.3.2
Zie: 2-lingopgave. § 4.3.4
Werkblad. Blad met een tamelijk willekeurige rij uit te rekenen opgaven. § 4.3.2
Is: ... § 10.4.1
Werkgeheugen. Beheersing. § 10.4.3
Zelf ontdekken. Schijnbaar zelfontdekkend. § 10.4.6
Is: ... § 10.4.3
Zone van naaste
ontwikkeling.
Is: opgaven aanbieden die het kind net wel zonder hulp kan. § 10.4.6


 Andere hoofdstukken  


1 Reken­voor­waarden

Toon een vijfjarige drie muggen en twee olifanten en vraag: Wat zijn er meer? Het antwoord is: Meer olifant. De visuele hoeveelheid is dominanter dan het abstracte aantal. Vijfjarigen kennen nog geen behoud van hoeveelheid. Voor je met getallen begint, moet het kind begrijpen dat het gaat om het aantal van één bepaalde eigenschap: Hoeveel blauwe stippen?

Meer klik en ga naar: Reken­voor­waarden


2 Tellend optellen

Het verschil tussen Pak het vijfde snoepje en Pak vijf snoepjes is 4 snoepjes.

Meer klik en ga naar: Tellend optellen


3 Kijkend optellen

Tellen op de vingers is populair. Vreemd eigenlijk. De ogen kunnen veel sneller tellen.

Meer klik en ga naar: Kijkend optellen


4 Denkend optellen

Kinderen in groep 5 tellen nog wel op hun vingers. Dat is heel vreemd. Maar dat tellend blijven optellen is wel heel begrijpelijk. Het is ook niet erg, dat tellen op de vingers. Oplossen en ook voorkomen kan.

Meer klik en ga naar: Denkend optellen


5 Nul

Nul. Het belangrijkste, meest mysterieuze en meestal verborgen getal. Zonder nul kunnen alleen knappe koppen nog rekenen. Toch is het heel eenvoudig aan een kind van zeven, de nul door te geven.

Meer klik en ga naar: Nul


6 Plaatswaarde

Tientallige plaatswaarde is zo logisch, zo handig en zo vanzelfsprekend dat je niet meer ziet hoe geniaal het is. Maar het duurde duizenden jaren voor geniale rekenmeesters ons plaatswaardesysteem met nul rond hadden. Het is dus ook begrijpelijk dat het even duurt voor zevenjarigen plaatswaarde begrijpen.

Meer klik en ga naar: Plaatswaarde


7 Breken naar 10

Breken om 10 is 8+5 uitrekenen als: 8+5=8+2+3. Meestal splitsen genoemd. Sommige kinderen vinden dat breken erg lastig. Zij rekenen sommen als 8+5 uit zonder breken en soms ook zonder vingers. Hoe kan dat? Wat betekent dat? Kun je zonder breken naar 10 leren rekenen? Moet je breken wel onderwijzen?

Meer klik en ga naar: Breken naar 10


8 Ruilen van 10

Bij het rekenen van de Egyptenaren en de Romeinen kun je zien hoe handig het is om steeds 10-eenen te ruilen voor 1-tien. ,Maar voor een achtjarige is dat abstracte gedoe moeilijk te begrijpen. Toch kun je kinderen het ruilen van 10-eenen voor 1-tien wel uitleggen. En, het ruilen van aantallen komt veel voor, in de klas en in de ,kindrealiteit.

Meer klik en ga naar: Ruilen van 10


9 Getal­kennis

Rekenen is aantallen zo ordenen dat je werelden begrijpt. Dat kunnen eenvoudige werelden zijn zoals: Het aantal snoepjes en het aantal kinderen. Later zijn dat ingewikkelde werelden zoals: grafisch afgebeelde, onzichtbare, ingewikkelde aantalrelaties, als tijden, hypotheken en de kans op het krijgen van corona.

Meer klik en ga naar: Getal­kennis


10 Psychologie­kennis

Hoe kijkt een kind naar getallen, hoe praat het er over, hoe leert het getallen en wat zijn de denkhandelingen met getallen?

Meer klik en ga naar: Psychologie­kennis


11 Statistieken
entries.

De kinderen waarop de statistieken gebaseerd zijn (’rekenzwakken’), de invalshoek (de handelingspsychologie), de resultaten (aantal goed, reactietijd, oplossingwijzen en ’fouten’).

Meer klik en ga naar: Statistieken


12 Literatuur



Meer klik en ga naar: Literatuur


13 Index



Meer klik en ga naar: Index




+31 (653) 739 750
Parkstraat 19
3581 PB Utrecht
Nederland

leonardverhoef@gmail.com
Kamer van koophandelnummer: 39057871, Utrecht.