Hoofdstuk 5 uit
Getallen, kinderen en psychologie
Voorpublicatie, 1 dec. 2022.



   


plaatswaarde

  5 Plaatswaarde  

 

 Onthul de verborgen nul

Tientallige plaatswaarde is zo logisch, zo handig en zo vanzelfsprekend dat je niet meer ziet hoe geniaal het is. Maar het duurde duizenden jaren voor geniale rekenmeesters ons plaatswaardesysteem met nul rond hadden. Het is dus ook begrijpelijk dat het even duurt voor zevenjarigen plaatswaarde begrijpen.



  5.1 Wat is Plaatswaarde  


5.2.1 Van de Maya’s, via Romeinen naar Arabieren

De Romeinen hadden geen plaats­waarde per getal maar per cijfer. IV is 6 en VI is 4. De I (een) rechts van V (vijf) moet je aftrekken van V. De Romeinen schreven het getal 8888 als in afbeelding: 51.
MMMMMMMMDCCCLXXXVIII
Het getal 8888 met Romeinse cijfers

Afbeelding 51.

Niet echt handig, die Romeinse schrijfwijze. Ga er maar eens een staartdeling mee maken. Het systeem kent nog meer onhandigheden.
  • De Romeinen hebben 5 x meer tekens nodig dan wij en met ons de Arabieren. Dat is veel hakwerk voor de Romeinse steenhouwer en veel kijkwerk voor de ogen van de lezer .
  • Een regelmaat van het getal is niet te zien. In het Arabische systeem is MMMMMMMMDCCCLXXXVIII gewoon 4 achten.
De systemen van de Maya’s en de Egyptenaren waren nog ingewikkelder.



De getallen van de Egyptenaren

Afbeelding 52.
   
    Het getal 79 in het schrift van de Maya’s

Afbeelding 53.


5.3.2 Plaatswaarde nu

Aanvankelijk konden eigenlijk alleen genieën met de getalsystemen rekenen. Rond 1200 kwam Leonardo da Pisa met het huidige systeem waarmee intelligenten beter konden rekenen. Rond 1600 kwam Willem Bartjens het volk uitleggen hoe te rekenen. Vandaag kunnen basis­school­kinderen rekenen. Ons plaatswaardesysteem heeft maar één regel: Elk cijfer is tien keer meer waard dan zijn rechter buur. Eventueel nog: De nullen van de tienen staan rechts van het cijfer maar ze zijn wel verborgen ónder rechter buur. Dus bij twaalf staat de 0 van 10 onder de 2.




  5.4 Plaatswaarde in het leerproces   

Hier staat Plaatswaarde in het leerproces vóór Breken (’splitsen om 10’). De overwegingen daarvoor staan bij Breken, § 6.



  5.5 Hoe toon je Plaatswaarde  


Er zijn verschillende leermiddelen waarmee je plaatswaarde kunt tonen.


5.5.1 Passen geld, losse blokjes, MAB, vingerbeelden en getallenlijn plaatswaarde?

De getallenlijn plaatst de getallen lineair op een rij. De getallenlijn toont plaatswaarde niet, net als Iene, Miene, mutte. Met maar 10 vingers kun je plaats­waarde ook niet tonen met vingerbeelden. Tenzij je ingewikkeld gaat doen met twee paar handen.

Het getal 9 met vingerbeelden

Afbeelding 54.

MAB-materiaal kan dichter bij plaats­waarde komen dan de getallenlijn en vingerbeelden. MAB heeft een tien­tallige structuur. De tien-, honderd- en duizend­tallen zijn zichtbaar.

Maar de plááts van de eenheden, tientallen en duizendtallen in het getal, dat toont MAB niet. Het kind moet zelf de eenheden, tienen, etc. op de juiste plaats leggen. Ook nul toont MAB niet.
MAB

Afbeelding 55.
Geld sluit aan bij de kindrealiteit. Net als MAB toont geld plaatswaarde niet en zijn de uit te voeren handelingen omslachtig. Daardoor kan het kind het overzicht verliezen.

Als je geld gebruikt leg dan aanvank­lijk de losse euromunten óp de nul van de tien die op het biljet staat. Je toont dan dat de eenheden op de 0 van de 10 staan. Leg verder de tientjes op de korte kant zodat de bedragen liggen zoals de getallen en cijfers staan wanneer je de termen onder elkaar zet. Dus in de rechter kolom de centen, dan in de kolom links van de centen de dubbeltjes en zo verder. Schep verder geen verwarring door niet-tientallige ruil­mogelijk­heden voor te leggen (Eén 5 €-biljet=5 losse €-munten, munt van 20 cent.). Gun het kind de fun die ruilingen zelf te ontdekken.
Losse euro’s óp de nul van de tien

Afbeelding 56.


5.5.2 Passen stipgroepen plaatswaarde

Met stipgroepen kun je op papier plaatswaarde afbeelden. Aanvanke­lijk enigszins achteloos als in afbeelding 57. Vraag geen uitkomsten maar zet het kind aan het denken. Zeg tegen het kind gewoon:
  • Wat zie je?
  • Wat is het aantal groene?
  • Welk aanta stippen kunnen er in het hok van de blauwe stippen?
  • Welke opgave is dit?
  • Hoeveel is 10+7?
Als je die vragen sluw stelt dan heb je kans dat tellers zelf bedenken dat 10+7 ’gewoon’ 17 is. Zet eventueel achteloos de som in cijfers er onder.

Plaatswaarde voorbereiden met stipgroepen

Afbeelding 57.

De tientallige stipgroepen kun je eventueel geleidelijk aan combineren met de gebruikelijke getallenlijn (afb.58).
   Plaatswaarde met getallenlijn en stipgroepen

Afbeelding 58.

Na aantallen tot en met 20 kun je tientalligheid met stippen eventueel precieser tonen, zoals in afbeelding 59.
    52 met stipgroepen

Afbeelding 59.


5.5.3 Past het 100-veld plaatswaarde?

Het 100-veld is min of meer uitgevonden door het getallen­genie Decartes in 1637. Het verhaal gaat dat hij ziek was en wilde weten hoe hij de plaats van een vlieg op het plafond kon vastleggen. Dat kan uitstekend met een 100-veld bedacht hij toen. Voor het leren rekenen is het 100-veld bruikbaar omdat het tientalligheid, plaatswaarde en nul goed kan tonen. Bovendien kunnen kinderen er al vroeg mee werken.

1) Kleur en het 100-veld
Kleur heeft vaak een decoratieve functie. Vraag een psycholoog niet hoe je kleur moet gebruiken. He spoils the party. De psychologie weet inmiddels namelijk veel over kleurwaarneming.

  • De kolommen voor 5-tallen en tientallen zijn hier iets donkerder. Met een donkerder achtergrond ontstaat een markering waarmee het oog zich kan oriënteren en een nauwkeurige oogsprong maken. Markering van de kolom voor de tientallen is echter niet nodig. Naar de tientallen kan het oog ook zonder helderheids­verschil goed springen. Het is immers de laatste kolom.

Een kleurrijk 100-veld

Afbeelding 60.
  • De markering van de kolom voor de 5-tallen met helderheid, werkt niet goed omdat de helderheid per kleur verschilt. Verder neemt de waarneembaarheid van kleur zeer snel af als de kleur verder van het fixatiepunt ligt ). Markering moet juist vanuit het fixatiepunt goed zichtbaar zijn om structuur van de getallen te zien en om een nauwkeurige oogsprong te kunnen maken.
  • Op een metrokaartje gebruik je kleur om de lijnen te herkennen. Maar op een dambord zijn de vakjes zwart of wit en niet alle kleuren van de regenboog.

Hoe kun je nu op een 100-veld, tientalligheid tonen met kleur.
  • Kleur kun je goed gebruiken om de 1-en en de 10-en te herkennen in de structuur van de getallen. In afbeelding 61 is dat met blauw en groen gedaan. De ogen zeggen dan tegen de hersenen: Hum, op de regels staan steeds de linker cijfers in blauw en in de kolommen zijn de rechter cijfers steeds groen. Door kleur alleen te gebruiken voor 10-en en 1-en is het effect van kleur groter.
  • Een kleur tonen is verder concreter dan een verhaal over tientallen en eenheden. Je kunt gemakkelijker met het kind communiceren: (Je vergeet een groene.)
  • De kleuren zijn sturen verder tegen bij spiegelen.
 
  • Met iets meer ruimte tussen de 4- en de 5-tallen en tussen de 40-ers en de 50-ers ontstaat een wit kruis. De ogen kunnen zich met dit kruis oriënteren in het veld. Het kruis heeft geen kleur maar wel voldoende helder­heids­contrast. Als het oog linksonder is, dan kan het oog het kruispunt zien. Eén trefzekere oogsprong is dan mogelijk. Daarbij helpt, zoals reeds gezegd, dat de gevoeligheid van het oog voor helder­heids­verschil vermeerdert direct buiten het oogfixatieveld. De markering bij 5 snippert verder de tafel van 5 de hersenen in.
Dat over kleur op het 100-veld. Er is meer.

2) De regels op een 100-veld

De bovenste regel op het kleurrijke 100-veld loopt van 1 tot 10.
  • Hoort de 10 wel op de regel van de 1-en? Hij ziet er heel anders uit. 10 lijkt meer op 11 dan op 9. Hetzelfde geldt ook voor 100 en 99. Als een kind op nummer 50 woont moet hij dan drukken op liftknopje 4?
  • 50 komt pas na 49, na het ingewikkelde ruilen van 10-eenen voor 1-tien. Een nieuwe regel laat zien dat er wat ingewikkeld gebeurd is. Je mag met de lift één verdieping hoger (lager) als je 10 huisnummers ruilt voor een tiental.
  • Je kunt tientalligheid niet vertellen met: op elke verdieping wonen dezelfde -tigers
  • Op het 100-veld met nullen (afb. 61), heeft elk 10-tal een eigen regel. Net als de kamernummers in een lift van een hotel. Net als bij de taal: als je 20 jaar oud bent dan ben je geen tiener. Houd ook op het 100-veld gewoon alle gelijke -tigers bij elkaar op hun eigen regel .

3) De route op het 100-veld
Het getal 1 staat meestal linksboven en het hoogste getal 100, staat meestal rechtsonder. Dat is ook het geval bij het kleurrijke 100-veld van afbeelding 60, de 100-velden van De getallen lopen dan van linksboven naar rechtsonder. Dat is de lijn van de geschreven taal. Wat is de lijn van de getallen? De route die aantallen meestal nemen in de (kind)realiteit is omgekeerd: onder de lage getallen en boven de hoge getallen.

  • Precies zoals de huisnummers in een flat.
  • Ook zoals in grafieken die later aan de orde komen. Een grafiek is gewoon een 100-veld met nul linksonder.
  • Ook trouwens in de woorden. Veel is altijd hoog en boven: huizenhoge verwachtingen, scores, getallen en golven. Het is boven Jan, bovenkast, bovenste beste, boven water en ook het hoogste getal. Een kind zegt een berg snoepjes, niet een kuil snoepjes.
  • Omgekeerd is in de taal ’weinig’ ook ’onder’: onder de streep, -water, -gronds, -kant, de maat, etc.

4) De nul en het 100-veld

Op het 100-veld met nul kun je goed zien dat die 0 een hele rare snuiter is. ). Op 100-velden is de 0 daarom misschien wel alleen te zien bij de tientallen. Maar ja, als hij zo raar en cruciaal is, moet je hem dan maar verbergen of juist tonen zoals op het 100-veld met nullen?
  • Ten eerste is nul op het 100-veld met nul te zien waar hij woont: vóór 1. Maar hij heeft geen grijs vlak, hij heeft immers geen aantal. Die plaats is leeg. Nul is een dakloze in de hal van de getallenflat.
  • Met kleur voor tientallen is ook in de eerste kolom de functie van nul bij de hele tientallen beter zichtbaar.
  • Ook toont het 100-veld met nullen trouwens de blauwe voor­loop­nul op de plek van de tientallen (geheel links onder). Je kunt overwegen om de getallen tot 9 allemaal een voor­loop­nul te geven ). Eventueel dim je die voor­loop­nul voor de 1-en wat.
  • En waar woont 100? Op het kleurrijke 100-veld van afbeelding 60 ’gewoon’ rechts naast 99, net als de 10 rechts naast 9. Hoort hij daar? Of woont 100 gewoon boven 90, net als 10 boven 0 woont?
  • Op het 100-veld met nullen (afb. 61) hebben die nullen van 100 het goed bekeken. Zíj zijn geen aantallozen zoals de eenheden-nul in de hal maar vormen een ménage trois in een groot en kleurrijk penthouse op het dak van de getallenflat. Maar dat penthouse ligt wel op een rare plaats. Het penthouse valt wel buiten het vierkant van het veld. Hoort dit apparte­ment dan niet linksonder als eerste bij het vólgende 100-veld, bij het volgende flatgebouw? Eigenlijk is die 100 van de tweede flat gelijk aan 00 van de eerste flat. Je gaat over naar een ander 100-veld, een andere flatgebouw, een andere MAB-plak, naar een andere dimensie.
Door de nul te tonen kunnen de hersenen de fratsen van nul ontmaskeren. Beter dan op een getallenlijn zonder nul. Met het 100-veld kun je natuurlijk gewoon opgaven uitrekenen. Maar het 100-veld toont het kind getalkennis waarmee je ook denkopgaven kunt uitvoeren. Dat geldt met name voor het 100-veld met nullen.

Dus ...
Ja, ingewikkeld misschien allemaal. Klopt. Nul is een hele rare en cruciale snuiter. Misschien moet je juist daarom nul níét onder het 100-veld vegen maar hem in het 100-veld zetten, daar waar hij hoort.


5) Past het 100-veld de kinderen?
De hersenen van de kinderen vinden het 100-veld ook leuk. Kinderen kunnen goed met het honderdveld overweg en vinden het ook leuk. Zelfs wanneer de kinderen nog niets weten van nullen, 10-en, 1-en en van plaatswaarde. Ook voor jezelf is het 100-veld leuk. Zonder eye-tracking apparatuur kan je aan de hand- en cursorbewegingen het denken van het kind te zien. Scant het kinderoog visueel kris kras op goed geluk of sturen de hersenen met kennis van tientalligheid het oog efficiënt naar het gezochte getal. Je kunt eventueel wat sturen met woorden als: een verdieping hoger/lager, woont boven/onder, woont naast en zo. Je ziet het kind de tientallige structuur ontdekken Oh, die woont op dezelfde lijn als de blauwe 5.

  • Maakt het kind geen gebruik van de tientallige structuur laat het kind die structuur dan ontdekken door horizontaal (binnen een 10-tal) of verticaal (gelijken 1-en) te vragen, zoals een vierkant of een trap.
  • Je noemt het getal, het kind klikt of kleurt op de vakjes en geleidelijk verschijnt er een figuurtje, een vierkant, een rondje of een gezicht. Je kunt het ook omdraaien: het kind noemt het getal (van zijn figuurtje) en een ander klikt op het getal en moet raden welk figuurtje tevoorschijn komt.

De tafel van 5 op het 100-veld

Afbeelding 62.
  • Knip het 100-veld in 100-stukjes, gooi die in een doos en laat het kind het 100-veld leggen.
  • Kwartetten: Wie heeft het eerst een hele rij of kolom van een tiental vol? Mag ik van jou van de dertigers de vier?
  • Ezeltje prik: met blindoek, zonder zichtbaar 100-veld. Voor bolle­bozen: Ezeltje prik op zijn kop (het 100-veld). Of 90° gedraaid.
  • Maak de tafels op het 100-veld. Welke tafel is dit?>
  • Het 100-veld is ook het fundament voor lastige onderwerpen als getallen boven de 100 en 1000, grafieken, tafels, tijd en kalender, maten en gewichten vooral ook de inhoudsmaten, veldbordspelen als Boter kaas en eieren, dammen en schaken vooral ook de lastige analoge klok (afb. 63).
  Een 100-veld-achtige verbeelding van de analoge klok
Slaap- en
schooltijd ingevuld
.

Afbeelding 63.

Deze ingevulde dagagenda:

Lege in te vullen dagagenda:

5.5.4 Past de lusabacus plaatswaarde

De meest rechtse staaf van de lusabacus is voor de 1-en. De 1-en zijn nog te zien als afzonder­lijke kralen. De volgende staaf links is voor de 10-en.
  De gebruikelijke lusabacus

Afbeelding 64.
  103 op de gebruikelijke lusabacus.

Afbeelding 65.

Je kunt de waarde van de 10-tal-kralen concreet maken door op een gele 10-tal-kraal, 10 kleine rode 1-tal-kraaltjes te tekenen. Bij de 100 en 1000 kralen lukt dat met kralen niet meer maar wel met cijfers. Als je een abacus gebruikt met stippen dan is het beter niet te spreken over kralen maar over stippen. De ingewisselde aantallen blijven dan zichtbaar.
  Plaatswaarde
op de
lusababacus


Afbeelding 66.


5.5.5 Past termen onder elkaar plaatswaarde?

Je kunt de termen van opgaven náást elkaar plaatsen of onder elkaar.


1) Wat is termen naast elkaar?

In groep 3, 4 en ook wel in groep 5 is naast elkaar gebruikelijk. Hoe groot de getallen ook zijn.


Termen naast elkaar

Afbeelding 67.

2) Wat is termen ónder elkaar?
  12
+34
=36

Bij rekeningen, in spreadsheets, in tabellen en bij vermenigvuldigen is het gebruikelijk de termen onder elkaar te plaatsen.

3) Passen de getallen?

Naast elkaar toont de termen, de uitkomst en de tekens als lijnkennis op een 1D-lijn 67). De getallen hebben echter een meer-dimensionale structuur, een ND structuur. Gemakshalve houden we het hier even tot de 2D structuur van de getallen tot 100. Bij termen onder elkaar staan de getallen dus in een 2D-tabel.

4) Passen de handelingen in het oogfixatieveld?

Naast elkaar en ook rijgen, heeft een lijnbeeld terwijl het oogfixatieveld cirkelvormig is. Wat de ogen betreft sluit onder elkaar aan bij het veldkijken van de mens .
  Welke opgave ziet het oog?

Afbeelding 68.

  • Een deel van de vorige opgave, op de vorige regel en een deel van de volgende opgave, op de volgende regel zijn te zien in het oogfixatieveld (afb. 68). Maar de actuele opgave, de tussenhandelingen en zijn uitkomst zijn níét te zien. Het oog kan dan ook de fout in afbeelding 68 niet zien.
  • Bij rijgen zijn oogsp­rongen dus nodig om de hele opgave en de tussen stappen te zien.
  • Door weinig markering in de lijn van cijfers en tekens, kan het oog gemakkelijk naar het verkeerde cijfer springen. Ook door de oogsprongen zal het oog ook de fout in afbeelding 69 niet zien.
  • Het werkgeheugen is verder nodig om de informatie per oog­sprong vast te houden.
  • Het kind moet goed weten dat de 1-en en de 10-en bij elkaar horen want ze staan niet bij elkaar. Je toont dus niet wat je wilt leren.
Uit de statistieken blijkt dat toeten die die termen naast elkaar tonen voor maximaal 71% rekenvaardigheid meten en voor de rest onder andere nauwkeurig waarnemen en belasting van het werkgeheugen.

5) Past alles in het werkgeheugen?

Bij termen naast elkaar en bij rijgen is er belasting van het werkgeheugen (§ 9.6.3) omdat beide termen niet tegelijk aanwezig zijn in het oogfixatieveld. Bij naast elkaar moeten tussenuitkomsten onthouden worden.

Staan de termen en de uitkomst onder elkaar dan is vrijwel alle infomatie beschikbaar in het oogfixatieveld en is het werkgeheugen eigenlijk niet nodig. Mogelijk kan zelfs het oog een fout opmerken (afb. 70). Bij onder elkaar kkan het resultaat van een deelhandeling direct op de plaats van de uitkomst genoteerd worden.

4 oogsprongen, geen werkgeheugenbelasting

Afbeelding 70.

6) Past alles in de hersenen?

Net als bij het waarnemen sluit onder elkaar aan bij het velddenken van de mens ). De evolutie en de hersenen hebben geen voorkeur voor lijn­afbeeldingen en lijstjes met handelingen (lijnkennis, ). De evolutie en de hersenen hebben een voorkeur voor tabellen als onder elkaar. Dat is namelijk veldkennis ).

De handelingen bij naast elkaar zijn meestal een vorm van rijgen:
12+34=10+30+2+4=40+6=36 (afb. 71). Het rekenonderwijs gebruikt termen als: cijferend, tabel­larisch en koloms­gewijs rekenen (noot 1).

Het rijgen is bijna letterlijk een instructie voor lijndenkers als computers. Machines als metafoor voor psychologische processen dat is verdacht was al eerder de conclusie.


Rijgen in de klas

Afbeelding 71.

7) Past het 100-veld het kind?

Plaats van de termen:
naast: 53% goed, 42 sec, 40% weet niet, 137 opgaven, 9 kinderen, groep4.
onder: 82% goed, 25 sec, 0% weet niet, 214 opgaven, 9 kinderen, groep4.

Voor de kinderen was onder elkaar een onbekende althans een ongebruikelijke presentatiewijze.

Opgave: 1 234 354+2 112 324, termen:
Naast:10% goed, 109 sec, 80% weet niet, 10 opgaven, 11 kinderen, groep4.
Onder:75% goed, 26 sec, 0% weet niet, 20 opgaven, 11 kinderen, groep4.

8) Past het in de klas?

Grote getallen zijn met naast elkaar niet op te tellen. Vermenig­vuldigen en staartdelen kan ook alleen met de termen naast elkaar.

De opgave van afbeelding 72 ziet er heel moeilijk uit maar is natuurlijk heel eenvoudig. Het zijn gewoon 7 erbij-opgaven onder de 10. Maar voor de vingerteller is het een opgaven uit groep 6. Dat is fun. Die opgaven kan een ’rekenzwakke ’ teller uit groep vier, zo blijkt uit de statistiek. En passant automatiseert het kind misschien de 7 erbijhandelingen. Nog meer fun krijg je als je de teller zijn grote opgave zelf met een rekenmachine laat controleren. En tot slot natuurlijk de opgave met een grote krul erbij mee naar huis.
m  htd hte
1  2 3 4  3 5 4
+ 2  1 1 2  3 2 4
=    

Gewoon 7x een rekenopgave met uitkomst onder 10

Afbeelding 72.

Met onder elkaar kun je een tellend kind ook allerlei andere rekenhandelingen ’zelf’ laten ontdekken, zoals Eén-erbij-opgaven (afb. 73). Doordat alle cijfers die voor de handeling nodig zijn zeer dicht bijelkaar staan en in het werkgeheugen komen, kunnen de hersenen van het kind de gewenste handeling ontdekken. Even aangenomen dat je je mond kan houden.
m  htd hte
3  3 3 5  4 4 3
+ 3  4 3 4  4 3 3
=    
Eén-erbij-opgave zelf ontdekken

Afbeelding 73.

Rekenmethoden noteren de termen bij opgaven onder 100 vaak naast elkaar. Leer­krachten vinden het dan lastig om de kinderen de opgaven ook onder elkaar aan te bieden. dan Het gaat echter slechts om twee notatie­wijzen. Niet om verschillende reken­handelingen. De rekenhandelingen blijven gelijk: 1-en bij eenheden en 10-en bij tientallen. De kinderen zijn overigens wel gewend dat een tekst zo maar op de volgende regel verder gaat. Bij het lezen gaat dat ook zo. Mij is gebleken dat kinderen die nog vooral tellend optellen,met deze twee notatiewijzen tegelijk géén moeite hebben. Geef de kinderen plomp­verloren, zonder introductie de ongebruikelijke onder elkaar opgaven. Een enkel kind zegt dan: Hé, wat is dat? Voldoende is dan vaak de uitleg: Ja dat vindt de rekenhaas gemakke­lijker. Dit blijkt ook uit de statistieken. De kinderen zijn gewend aan termen naast elkaar. Veel kinderen hebben onder elkaar nooit eerder gehad. Toch gaat onder elkaar 29% beter. En, hoe paradoaal, bij termen die in de miljoenen is de performance zelfs nog beter: 65% beter.


5.5.6 Past kleursturing plaatswaarde

Je kunt plaats­waarde ook tonen door elke plaats een eigen kleur te geven. De cijfers krijgen de kleur van hun 10-tal-plaats en ook de plaats in de uitkomst krijgt zijn kleur (74).
12 +34=     
Kleursturing voor 10-en en 1-en, termen naast elkaar

Afbeelding 74.

De kleur versterkt het bij elkaar horen van de tientallen en van de eenheden in de de termen en in de uitkomst. Ook wanneer de cijfers van de 10-en en de 1-en niet direct bij elkaar staan zoals bij naast elkaar. Verder stuurt kleur de cijfers naar de juiste plaats. De kans op verhaspeling van 10-en en 1-en en de kans op spiegelen verkleint daardoor.

Met kleuren praat je verder gemakkelijker met het kind dan met de woorden 10-en en 1-en. Je kunt zeggen: Er zit een foutje in (de kolom van) de groenen. Je hoort kinderen dan ook zeggen: Eerst de groenen. Ook wanneer alle cijfers zwart zijn. Ook wanneer je er niet bij staat. Ook wanneer ze enkele weken geleden pas gehoord hebben van de kleuren. Ook wanneer ze in de tussentijd andere handelingen toe(moesten) passen.
12
+34
=
Kleursturing voor 10-en en 1-en, termen onder elkaar

Afbeelding 75.


Past de statistiek?
Termen:
zwart:71% goed, 31 sec, 44% weet niet, 180 opgaven, 9 kinderen, groep4.
gekleurd:71% goed, 32 sec, 56% weet niet, 171 opgaven, 9 kinderen, groep4.
Dus

Kleursteun lijkt overigens vooralsnog geen effect te hebben. De opgaven met kleursteun kwamen echter vóór de opgaven met zwarte cijfers. In de zwarte cijfers kan dus ook een leereffect van kleur zitten.

5.5.7 Past een voorloopnul (01) plaatswaarde

Zie voor meer over de voorloopnul .



  5.6 Hoe vertel je Plaatswaarde  


Lastiger dan het afbeelden van plaatswaarden zijn de woorden voor plaatswaarde, met name de telwoorden.


5.6.1 Past het woord plaatswaarde?

Het woord plaatswaarde is meer kindertaal dan het gebruikelijke woord positiestelsel of, wat je ook wel hoort, ’getalbegrip’.


5.6.2 Passen de telwoorden plaatswaarde?

In de vorige paragraaf ging het om de plaats van de 10-en geschreven op papier. Nu gaat om de plaats van de 10-en de 1-en in de wóórden, de telwoorden dus. Het opzeggen van de telwoordenrij is voor kinderen geen probleem. Het is een rij als Iene, miene, mutte. Maar het begrijpen is heel wat lastiger.

1) Past het woord tien het aantalgetal 10?

Tot tien zijn de telwoorden eenvoudig: één woord voor één aantal. Maar met tien verandert alles. Het telwoord tien verbergt de schat van de getallen. Die schat is de tientalligheid. Daarmee kan je slim spelen met getallen. Maar hoe kan je dat spel leren als de telwoordenwoorden tientalligheid verbergen? Je hoort bij tien maar één woord. Maar dat ene woord staat wel voor twee aantallen. Namelijk een aantal voor 1-en en een aantal voor 10-en. Daar komt nog bij dat het aantal 10 in de kind­werkelijk­heid soms dubbeltje heet, een tiener niet tien is maar een leeftijd heeft tussen 10 en 20, tienen een meervoud van tien is maar tientallen en -tig ook. Maar tienen zeg je eigenlijk nooit, alleen als je een heel goed rapport hebt. En wat het verschil tussen tiende en tiende is staat in . Oh ja, een tientje is niet één tiende maar is evenveel als tien.

Gek zou je ervan worden. Niet van 10 maar van die woorden daarvoor. Misschien had Wittgenstein toch gelijk toen hij zei dat de taal de geest behekst ). We nemen hier daarom geen enkel risico en schrijven tien zoveel mogelijk als 10.

Dat was het woord tien Nu nog die nul bij de cijfer voor 10. Die nul is een hele vreemde maar cruciale snuiter Die nul moet je dus wel even uitleggen. Zeg om te beginnen niet: Nul is niets maar zeg bij plaatswaarde vooral: Nul is: Een lege plaats. Wijs de kinderen er ook even op dat de letters lo+l het woordje lol geven maar dat de 0 bij de cijfers verstopt is onder de 1-en van 10. Dus: 10+1=11.

Dat was de tien in cijfers. Nu hoe het aantal tien af te beelden. Nul kralen op de staaf van een telraam zetten is wat lastig. Bovendien kan het oog het woordbeeld van tien kralen en zelfs het beeld van vijf kralen op een rij niet in één keer herkennen, zoals in afbeelding 75 te zien is.

Het beeld is niet markant en valt deels buiten het oogfixatieveld. Dus moet het kind gaan tellen (afb. 76). Ook zie je dan pas dat er hier iets niet klopt. Maar tellen wil je niet.
    Alleen als je telt, kun je zien dat je een rij van 5 niet in een oogopslag kunt zien

Afbeelding 76.

Met stippatronen kun je de rol van nul in 10 tonen. Je krijgt dan een getalbeeld dat het oog in 233 milliseconden herkent en vrijwel geïnterpreteerd aan de hersenen doorgeeft.
  10 getoond met stippen

Afbeelding 77.

2) Past het woord elf het aantalgetal 11?

Het telwoord elf is net als tien ook maar één woord waarin je tien­tallig­heid niet hoort. Dat geeft ruimte aan de fantasie van het kind. Elf? Ah, wat leuk, er doen ook elfjes mee hoorde ik een kind ooit zeggen. Buig die sprook­jes­wereld van het kind om naar de realiteit van tien­tallig­heid van de getallen­wereld. Voort­schrijdende schema­tisering noemt rekenmeester Treffers dat ombuigen

Buig het bijvoorbeeld zo om: Elf is niet de grote broer van Elfje. Als je elf snoepjes hebt en elke vinger krijgt één snoepje dan blijft er één snoepje over omdat je maar tien vingers hebt. Eén left zeiden de oude Noren dan Elf woont ook niet in het bos, zoals je misschien van een oude Noor verwacht, maar naast de tien. Maar ja, ze noemen dat aantal ook elf. Leerpsychologisch gezien is het overigens misschien niet zo handig om precies op het moment dat je iets tamelijk ingewikkelds introduceert aan een zevenjarige, ineens over te gaan op Oudnoors.

Elf met cijfers meer mogelijkheden te vertellen hoe het zit met tientalligheid dan met het telwoord elf. Net als bij 10. Die elf is géén tweeling (1+1) maar een sluw leger. Het lijkt een leger van 2 maar onder het rechtse cijfer 1 zit nog sluw de nul van tien verborgen. Het is dus een leger van 1+10.


Bij elf het aantal ook goed tonen met stip­patronen. Net als bij 10. De eenheden en de tientallen plaats je natuurlijk zoals je ze ook met cijfers schrijft. Geef de 1-en en de 10-en ook een eigen kleur. Hiermee verklein je de kans op uitkomsten als 12+3=6 (1+2+3=6). De fantasie van het kind doet de rest: Ik neem gewoon groen in mijn ogen hoorde ik eens een kind zeggen. Slavische reken­meesters vertellen geen sprookjes. Hun telwoord voor elf is gewoon letterlijk Een op tien. Praat over blauwe en groene stippen maar niet over grijze stippen. Noem de grijze stippen lege ringen.
1 2
Het aantal 12 getoond met stippen

Afbeelding 78.

3) Past het woord twaalf het aantalgetal 12?

Ook twaalf is weer één woord voor twee begrippen. Net als bij 10 en 11. Verder net als overigens het synoniem dozijn. Dat geeft ook weer ruimte aan de fantasie van het kind. Zo vertelde een kind eens: Twaalf? Twaalf is gewoon een bekakt Nederlandssprekende elventweeling. Buig dat soort sprookjes tijdig om naar tien­tallig­heid: Die twaalf is een wolf, die onder de twee een nul verborgen heeft. En, nu komt het grote getallen­geheim: Die nul is niet niets, want de wolf is een tientoverwolf. De wolf maakt de 1 maar liefst 10 keer zo groot. Dus 12 is eigenlijk 10+2. Allemaal onzin natuurlijk maar reken­kundig gezien is het correct en psychologisch gezien onthouden kinderen dat soort onzin.


Voor twaalf geldt ook weer dat de cijfers 12 tientalligheid beter tonen dan het telwoord twaalf. Bovendien is met cijfers extra sturing mogelijk. Naast kleur kun je de eenheden van tien ook tonen als een schaduw ónder het cijfer van de twee eenheden.

Tonen van de 0 van tien onder de 2 van twaalf

Afbeelding 79.

4) Past dertien en verder, het telwoord, de cijfers en het aantal

De telwoorden dertien en veertien vertellen wél dat het om tientallen en eenheden gaat. Weliswaar met een vreemde verdraaiing van de drie en de vier, maar goed. Bij vijftien tot en met negentien geen verdraaiing en een goede over­een­stemming met de het getal. De telwoorden na 14 kunnen dat deponeren van de eenheden op de 0 van tien ook vertellen. Dus bij zeventien kun je aanvankelijk gewoon nog even jullie eigen tel­woorden­geheim­taal spreken:

17= zeven op de nul van tien. Dan de nul van tien inslikken:
17= zeven op de nul van tien. En dan op inslikken.
17= zeven op de nul van tien.

Je kunt dat op de nul van tien ook tonen met stipopgaven. Je deponeert gewoon sluw achtereenvolgens wat 10+x-opgaven in stippen via het oogfixatieveld in het werkgeheugen van het kind (79). Mét de uitkomst natuurlijk. Anders gaat het kind tellen in plaats van rekenen. Ook vallen er geen telwoorden. Die telwoorden vullen het werkgeheugen maar met onzin. Je houdt vooral je mond. Je vraagt hooguit een beetje Wat zie je? De hersenen associëren zoals gebruikelijk als een idioot alles wat in het werk­geheugen en het lange­termijn­geheugen zit aan elkaar. Op een gegeven moment hoor je hier en daar in de klas vol vingertellers: Verrek, 10+7 is gewoon 17. Het kind ontdekt het zélf. Dát is fun. Dát is rekenen.

   
+ =
    10 + 7 = 17
Tonen van 7 op de nul van 10

Afbeelding 80.

Of dat op de nul van tien nu een truc is of niet, de bijvangst is groot. Met op de nul van tien druk je een groot probleem van de onderbouw de kop in, vóór het probleem opduikt. De kinderen leren namelijk: Optellen, dat is niet wat het woord zegt: téllen, net als Iene, Miene, mutte. Optellen is rékenen: slim gebruik maken van de eigenschappen van de getallen.

5) Past het woord twintig het aantalgetal 20?

Die Oudsaksische twin van twintig daar is nog wel mee te leven. Het is net zo iets als dat 12 niet twee op tien maar twaalf. Vreemd is wel dat het woord voor 15 vijftien is maar maar dat er bij het woord voor 25 ineens en tussen komt. En dan die -tig, waar komt die toch vandaan?
  • Die tig is Oudgermaans voor tien. Overigens is -tig ook gebruikelijk in het hedendaags Nederlands maar dan niet als meervoudsvorm voor tien in telwoorden maar gewoon voor veel, vermoedelijk niet meer dan 100. Als tig tientallen betekent, zou je overigens misschien tiggen of tigs moeten zeggen.
  • Een gezonde suffix voor tientallen zou volgens de taalhistoricus dus tienig zijn.
  • Een andere suggestie die hij voor 10 geeft is eenig (een tien dus.).
  • Een nog onbedorven kind zal waarschijnlijk gewoon de regels van de taal volgen. Het meervoud van 10 is dan tienen en 20 is dan tweetienen, eventueel te verkorten tot tweeten. Tiens met een meervouds s zou ook kunnen volgens de regels van het Nederlands.
  • Waarom heet 25 trouwens vijfentwintig en niet vijfentweetien(en). Gewoon net zoals je ook tweehonderd zegt.
  • Of gewoon vijfvijften, een verkorting van vijf op de nul van vijf tienen.

Twintig met cijfers is gewoon, logisch en rekenkundig correct volgens het plaatswaarde systeem, namelijk 20. Het aantal 20 kun je op verschillende manieren rekenkundig correct afbeelden.
   Afbeeldingen van tientallen

Afbeelding 81.
Dus:

Erg onhandig is wel dat de telwoorden tien, elf en twaalf de ingewikkelde en abstracte tientalligheid verbergen, precies op het moment dat het kind die wereld binnenkomt.


Best lastig eigenlijk allemaal. Niet zozeer de plaatswaarde maar die verschillende woorden daarvoor. En vooral het verschil tussen wat het telwoord zegt en waar het voor staat.





5.6.3 Past de volgorde van de 10-en en 1-en plaatswaarde?

We zijn nog niet klaar met die telwoorden. Er is ook nog de volgorde van de 10-en en de 1-en. De volgorde van woorden in een zin zijn belangrijk. Er is een groot verschil tussen een betonblok dat je opvalt en een blok dat op je valt. Ook bij het rekenen is de volgorde van 1-en en 10 belangrijk. Lastig is wel dat die volgorde in telwoorden verschilt.
  • Bij de telwoorden wisselt de volgorde van 10-en en 1-en zagen we al.
  • Het volgordeprobleem ontstaat doordat we Arabisch schrift mengen met Latijnsschrift. De Arabische schrijfrichting voor tekst én ook voor cijfers is van rechts naar links. De Westerse, Latijnse schrijfrichting voor wóórden is omgekeerd, van links naar rechts.
  • Bij plaatswaarde onder elkaar werken kinderen spontaan van links naar rechts, dus. Je kunt dat aanvankelijk laten gaan om het voor de kinderen eenvoudig te houden.
  • Maar waneer je over 10 gaat dan moet je van rechts naar links werken. In verband met ruilen van 10-enen voor 1-tien.
  • Bij vermenigvudigen en delen begin je links.
  • Bij het noteren en typen van getallen werk je van links naar rechts.
Het is dus zeer begrijpelijk dat gaan spookrijden met 10-en en 1-en (12 schrijven of zeggen en 21 bedoelen.). Bij het ontwerpen van apparatuur is het een doodzonde als je inconsistent bent in de wijze waarop een geautomatiseerde handeling uitgevoerd moet worden. De volgorde gaspedaal rempedaal in auto’s is altijd gelijk. Maar ja, een consistentie volgorde van 10-en en 1-en voor telwoorden en schrijfwijze, krijg dat er maar eens door.

Wat te doen met spiegelingen in de klas?
  • Als je snel naar getallen boven 99 gaat dan verdwijnt het spiegelen veelal.
  • Wat ook helpt is: Kijk eens goed. Maar ja dat is nadat het kwaad geschied is.
  • Verscherping van het onderscheid 10-en en 1-en kan ook helpen. Bijvoorbeeld door termen onder elkaar te plaatsen en niet naast elkaar. Verder door 10-en en 1-en in woord en beeld een kleur te geven.
  • Laat het kind zien wat voor tombola de taal van 10-en en de 1-en gemaakt heeft. Een verwisseling is niet zijn fout.Je zou uit kunnen leggen waarom. Dat is dan een aardig lesje over taal en denken.
  • Verwisselingen zijn vaak incidentele vergissingen. Je kunt dan ook gewoon niets zeggen. Als er sprake is van een plaatswaarde fout dan is er meestal een hele rij uitkomsten fout. Dan houd je natuurlijk ook je mond en leg je plaatswaarde nog een keer maar dan beter uit.
    Toetsen moeten meten of kinderen plaatswaarde begrijpen en niet of de telwoorden plaatswaarde begrijpen. Bij een verwisseling moet een toets dus bepalen of het kind plaatswaarde begrijpt. Is dat het geval dan zou je moet de uitkomst goed moeten rekenen.



  5.7 Plaatswaarde en denken  


5.7.1 Past multiple choice bij plaatswaarde?

Met multipe choice kun je fouten uitsluiten en zo goede handelingen afdwingen (afb. 81).


   3 000 000
+ 2 000 000
=
       10 00         20 00         30 00         40 00         50 00         60 00         70 00         80 00         90 00 

   100 000     200 000     300 000     400 000     500 000     600 000     700 000     800 000     900 000 

1 000 000  2 000 000  3 000 000  4 000 000  5 000 000  6 000 000  7 000 000  8 000 000  9 000 000 

Multiple choice voorkomt foute handelingen en dwingt zo de juiste handeling af

Afbeelding 82.

Passen deze sommen de kinderen?
Hele 10-en: 79% goed, 10 sec, 1% weet niet, 324 opgaven, 11 kinderen, groep4.
De gemaakte fouten betroffen meestal vergissingen zoals telfouten en een nul te veel of te weinig.


5.7.2 Passen grote getallen bij plaatswaarde?

Direct wanneer de meeste opgaven met een uitkomst onder 10 vlot gaan, zou je al opgaven met grote getallen kunnen geven. Plaatswaarde kun je namelijk eigenlijk alleen begrijpen als je ook met grote getallen kennismaakt. Psycho­logisch gezien gaat het immers niet om de grootte van de getallen maar om de aard van de handeling en de systematiek. De plaats­waarde­handelingen met grote getallen zijn gelijk aan de plaats­waarde­hande­lingen met kleine getallen. Meer over snel beginnen met grote getallen in: .
m  htd hte
1  2 3 4  3 5 4
+ 2  1 1 2  3 2 4
=    
Gewoon plompverloren 7x een rekenopgave met uitkomst onder 10

Afbeelding 83.

Zo moeilijk is het rekenen met grote hele tientallen overigens ook niet. Zevenjarigen begrijpen:

2 koekjes + 3 koekjes= 5 koekjes.
Waarom zouden zij dan niet kunnen begrijpen:
2 honderd + 3 honderd=5 honderd
of
2 miljoen + 3 miljoen=5 miljoen.

Doe je het niet dan gaan de kinderen gewoon over op het natuurlijke ANS: 1, 10, 100 en daarna is alles miljoen (Approximate Number System.).

Wat bij grote getallen wel moeilijk is, dat is het bijhouden welke tientallen je gehad hebt. Dit is met name lastig wanneer de termen naast elkaar staan. Met post-its kan het kind dan zijn visuele en mentale focus sturen (afb. 84).
   Sturing van de focus met post-its

Afbeelding 84.


5.7.3 Passen fouten bij plaatswaarde?

Gemaakte fouten zijn goed nieuws. Ze kunnen tonen dat het kind plaatswaarde niet begrijpt. Dat is dan een kans plaatswaarde te leren. Plaatswaardefouten zijn:
  • Er verdwijnen dan tientallen: 13+16=19.
  • Er verdwijnen eenheden: 13+23= ik haal 3+2 weg dan 1+4=5, nog een nul erbij =50.
  • Het kind past plaatswaarde niet toe: 12+14=206.
Deze fouten zijn overigens goed nieuws. In de eerste plaats betekenen deze fouten dat het kind geen teller meer is maar snapt dat je een handige rekenhandelingen moet zoeken. Het kind heeft alleen de klok horen luiden maar je moet het kind nog even vertellen waar de klepel hangt.

Het is belangrijk dit goede nieuws vast te houden in verband met de volgende leerstap: Ruilen van 10-eenen voor 1-tien (38+13). Dat is pas echt een lastige. Is het kind net van het tellen af en wordt rekenen met hele grote getallen leuk, stort zijn rekenrealiteit weer in doordat je te snel gaat ruilen met tienen. Laat het kind routine opbouwen en genieten van plaatswaarde, onder andere met het optellen van hele grote getallen. Misschien worden de verschillende plaatswaardetrucjes zelfs inzicht in plaatswaarde. Bovendien is het kind inmiddels ouder en is het daardoor beter in staat het ingewikkelde inwisselen te begrijpen.


Voetnoten:
1) De gebruikelijke terminologie is wat lastig.
  • De rijg- en de kolommethode mengt men ook wel (Treffers, Noteboom & de Goeij, 2009).
  • Bij kolomsgewijs rekenen worden de getallen gesplitst in plaatsgetallen en tel je de getallen per plaats op. De handelingen worden wel per ’virtuele kolom’ uitgevoerd. Verbaal werkt het kind dan per kolom en visueel werkt het kind dan in een lijn.
  • In sommige rekenmethoden betekent cijferend rekenen: termen onder elkaar. Het woord ’cijferen’ betekent volgens het woordenboek rekenen niet een bepaald soort oplossingsmethode (Geerts & Heestermans, 1984).



 Andere hoofdstukken  


1 Reken­voor­waarden

2 Tellend optellen

3 Rekenend optellen

4 Nul

5 Plaatswaarde

6 Breken naar 10

7 Ruilen van 10

8 Getal­kennis

9 Psychologie­kennis

10 Statistieken

11 Literatuur

12 Index en woordenlijst


Leonard Verhoef

+31 (653) 739 750
Parkstraat 19
3581 PB Utrecht
Nederland

leonardverhoef@gmail.com
Kamer van koophandelnummer: 39057871, Utrecht.