6 Plaatswaardewww.humanefficiency.nl/rekenen/plaatswaarde.phpOnthul de verborgen nulTientallige plaatswaarde is zo logisch, zo handig en zo vanzelfsprekend dat je niet meer ziet hoe geniaal het is. Maar het duurde duizenden jaren voor geniale rekenmeesters ons plaatswaardesysteem met nul rond hadden. Het is dus ook begrijpelijk dat het even duurt voor zevenjarigen plaatswaarde begrijpen. |
Niet echt handig, die Romeinse schrijfwijze. Ga er maar eens een staartdeling mee maken. Het systeem kent nog meer onhandigheden.
|
![]() De getallen van de Egyptenaren Afbeelding 42. |
|
6.3.2 Plaatswaarde nu |
Aanvankelijk konden eigenlijk alleen genieën met de getalsystemen rekenen. Rond 1200 kwam Leonardo da Pisa met het huidige systeem waarmee rekenmeesters beter konden rekenen. Rond 1600 kwam Willem Bartjens het volk uitleggen hoe te rekenen. Vandaag kunnen basisschoolkinderen rekenen. | Ons plaatswaardesysteem heeft maar één regel: Elk cijfer is tien keer meer waard dan zijn rechter buur. Eventueel nog: De nullen van de tienen staan rechts van het cijfer maar ze zijn wel verborgen ónder rechter buur. Dus bij 12 staat de 0 van 10 onder de 2. Dat zijn minder regels dan de taal nodig heeft voor het combineren van letters tot woorden.
|
6.4 Plaatswaarde in het leerproces |
Plaatswaarde en tientalligheid is moeilijk voor kinderen. Wanneer tientalligheid een rol speelt dan zakt de performance flink.
In groep 4 is 5+5 is geen probleem maar 6+6 en 5+6 ineens wel: Over 10 gaan is een grote stap
|
Dat die 6+6 flink lager scoort dan 5+5 is begrijpelijk en leerzaam. Die 5+5 profiteert nog van 5+5 vingers. Maar vooral ook dat 5+5 niet echt over 10 gaat. Die 6+6 heeft het ongeluk dat hij wél over 10 gaat. Dat betekent kennelijk nogal wat
).
|
De tientallige stipgroepen kun je eventueel geleidelijk aan op de gebruikelijke getallenlijn stickeren (afb. 48). |
|
Na aantallen tot en met 20 kun je tientalligheid met stippen eventueel preciezer tonen, zoals in afbeelding 49. Eventueel sticker je zo ’n afbeelding aan de getallenlijn. |
|
6.5.4 Past het 100-veld bij plaatswaarde? |
Het 100-veld is min of meer uitgevonden door het getallengenie Decartes in 1637. Het verhaal gaat dat hij ziek was en wilde weten hoe hij de plaats van een vlieg op het plafond kon vastleggen. | Dat kan uitstekend met een 100-veld bedacht hij toen. Voor het leren rekenen is het 100-veld bruikbaar omdat het tientalligheid, plaatswaarde en nul goed kan tonen. Bovendien kunnen kinderen er al vroeg mee werken en ze vinden het leuk. |
1) Kleur en het 100-veld |
|
Door de nul op een 100-veld te tonen kunnen de hersenen van de kinderen de fratsen van nul ontmaskeren.
|
5) Past het 100-veld de kinderen? |
De kinderen vinden het 100-veld ook leuk en kunnen er goed mee overweg. Zelfs wanneer de kinderen nog niets weten van nullen, 10-en, 1-en en van plaatswaarde. Zonder eye-tracking apparatuur zie je aan de bewegingen het denken van het kind. Scant het goed geluk of sturen plaatswaarde het oog efficiënt. Je kunt wat sturen met: een verdieping hoger/lager, woont boven/onder, woont naast en zo. Je ziet het kind tientalligheid ontdekken Oh, die woont op dezelfde lijn als de blauwe 5. Blijft het kind scannen dan is het misschien nog niet zo ver. Je kunt het 100-veld vervolgens ook gebruiken voor velddenkles met vragen als: Welke oplossingen zijn er, welke is handig? |
|
![]() De tafel van 5 op het 99-veld Afbeelding 52. |
|
|
6.5.5 Past de lusabacus bij plaatswaarde? |
De meest rechtse staaf van de lusabacus (afb. 54) is voor de 1-en. De 1-en zijn nog te zien als afzonderlijke kralen. De volgende staaf links is voor de 10-en en zo verder. |
6.5.6 Passen termen naast elkaar bij plaatswaarde? |
Je kunt de termen van opgaven náást elkaar noteren of onder elkaar. De gebruikelijke terminologie is overigens wat lastig. Zo gebruikt men voor naast elkaar en onder elkaar termen als: cijferend, tabellarisch en kolomsgewijs rekenen en althans in Duitsland: Schriftliches Rechnen ). |
1) Wat is termen náást elkaar? |
Het is gebruikelijk in groep 5 te beginnen met de termen naast elkaar. Ook in de literatuur ligt daar de focus. De deelhandelingen worden vervolgens ook weer in een lijn naast elkaar uitgeschreven (rijgen, afb. 57). Dat rijgen kan dan op verschillende manieren. |
|
|
2)
Wat is termen ónder elkaar? 22.105 + 7.880 = . . . . |
De vraag is eigenlijk niet: Moet je termen naast elkaar of onder elkaar noteren? De vraag is: Wanneer ga je termen onder elkaar noteren? Gelijk aan het begin, dus al bij 10+2. Of uiteindelijk wanneer de termen zo groot zijn dat naast elkaar en het bijhorende rijgen niet meer kan. Ook vermenigvuldigen en staartdelen is lastig naast elkaar. |
Meestal begint men met termen naast elkaar Een verantwoording is er meestal niet. De onder elkaar methode krijgt aandacht bij Maar ook daar is er geen verantwoording. Willem Bartjens zette de termen onder elkaar (afb. 58). Al gelijk aan het begin en zelfs bij het optellen van getallen onder 10. Maar ja, zijn leerlingen werden kapitein op een schip of in het leger. Daar zijn rekenfouten dodelijk. |
|
3)
Past de notatiewijze de getallen? |
Naast elkaar toont de termen, de uitkomst en de tekens op een 1D-lijn 58). De getallen hebben echter een meer-dimensionale structuur, een nD-structuur. Gemakshalve houden we het hier even op de 2D-structuur van de getallen tot 100. Met naast elkaar negeer je de geniale uitvinding van Leonardo da Pisa uit 1200. |
4)
Passen de notatiewijze in het oogfixatieveld? |
Naast elkaar en ook rijgen, heeft een lijnbeeld terwijl het oogfixatieveld cirkelvormig is. Dat past niet zoals in afbeelding 59 te zien is. Bij naast elkaar is een deel van de vorige opgave, op de vorige regel en een deel van de volgende opgave, op de volgende regel, te zien in het oogfixatieveld. Maar de actuele opgave, de tussenhandelingen en de uitkomst zijn níét te zien. Het oog kan dan ook de fout in afbeelding 59 niet zien. Naast elkaar veronderstelt dat mensen spleetkijkers zijn. Mensen zijn echter veldkijkers. |
|
Bij rijgen zijn verder oogsprongen dus nodig om de hele opgave en de tussenhandelingen te zien. Door weinig markering in de lijn van cijfers en tekens, kan het oog gemakkelijk naar het verkeerde cijfer springen. Het kind moet goed weten welke 1-en en welke 10-en bij elkaar horen want ze staan niet bij elkaar. Je toont dus niet hoe het zit en wat je wilt leren. |
|
Uit de statistieken blijkt dat opgaven met termen naast elkaar voor maximaal
71% rekenvaardigheid meten en voor de rest meten zij onder andere nauwkeurig waarnemen en belasting van het werkgeheugen.
|
5)
Past de notatiewijze de taal? |
Naast elkaar is zoals tekst in de taal gesproken en gehoord. Vervolgens dus ook zoals geschreven en gelezen. Dat kan gewoon niet anders. Om dan rekenopgaven óók maar zo te schrijven is een voorbeeld van het horseless carriage syndrome
). Naast elkaar past de taal uitstekend. In het rekenonderwijs is taal dominant én verwarrend. Maar het gaat hier niet om taal en ook niet om 1D-inhoud maar om getallen en die zijn 2D.
Naast elkaar is toch een een beetje dammen op een Ganzenbord. |
6)
Past de notatiewijze het werkgeheugen?
|
Met onder elkaar kun je een tellend kind ook allerlei andere rekenhandelingen ’zelf’ laten ontdekken, zoals Eén-erbij-opgaven (afb. 63). Doordat alle cijfers die voor de handeling nodig zijn zeer dicht bijelkaar staan en in het werkgeheugen komen, kunnen de hersenen van het kind de gewenste handeling ontdekken. Even aangenomen dat je je mond kunt houden en de ontdekking niet verklapt. |
|
Rekenmethoden noteren de termen bij opgaven onder 100 vaak naast elkaar. Leerkrachten vinden het dan lastig om de kinderen de opgaven ook onder elkaar aan te bieden. Het gaat echter slechts om twee notatiewijzen en niet om verschillende rekenhandelingen. De rekenhandelingen blijven gelijk: 1-en bij eenen en 10-en bij tienen. De kinderen zijn overigens wel gewend dat een tekst zo maar op de volgende regel verder gaat. Bij het lezen gaat dat ook zo. | Mij is gebleken dat tellers, met deze twee notatiewijzen tegelijk géén moeite hebben. Geef de kinderen plompverloren, zonder introductie de opgaven onder elkaar. Een enkel kind zegt dan: Hé, wat is dat? Voldoende is dan vaak de uitleg: Ja dat vindt de rekenhaas gemakkelijker. Dit blijkt ook uit de statistieken. |
6.5.7 Past kleursturing bij plaatswaarde? |
Je kunt plaatswaardehandelingen ook sturen door elke plaats een eigen kleur te geven. De cijfers krijgen de kleur van hun 10-tal-plaats en ook de plaats in de uitkomst krijgt zijn kleur (afb. 64). De kleur versterkt het bij elkaar horen van de 10-en en van de 1-en in de termen en in de uitkomst. Ook wanneer de cijfers van de 10-en en de 1-en niet direct bij elkaar staan zoals bij termen naast elkaar. Verder stuurt kleur de ogen naar de juiste plaats. De kans op verhaspeling van 10-en en 1-en en de kans op spiegelen verkleint. |
Afbeelding 64. |
Met kleuren praat je verder ook gemakkelijker met het kind dan met de woorden 10-en en 1-en. Je kunt zeggen: Er zit een foutje in (de kolom van) de groenen. Je hoort kinderen dan ook zeggen: Eerst de groenen. Ook wanneer alle cijfers zwart zijn. Ook wanneer je er niet bij staat. Ook wanneer ze enkele weken geleden pas gehoord hebben van de kleuren. Ook wanneer ze in de tussentijd weer zoals gebruikelijk zonder kleur werkten. |
Afbeelding 65. |
Passen de kleuren de kinderen? Termen:
|
Dus . . . Kleursturing lijkt overigens vooralsnog geen effect te hebben. De opgaven met kleursturing kwamen echter altijd vóór de opgaven met zwarte cijfers. In de zwarte cijfers kan dus ook een leereffect van kleur zitten.
|
Je kunt dat op de nul van tien ook tonen met stipopgaven. Je deponeert gewoon sluw achtereenvolgens wat 10+x-opgaven in stippen via het oogfixatieveld in het werkgeheugen van het kind (afb. 71). Mét de uitkomst natuurlijk. Anders gaat het kind tellen in plaats van rekenen. Ook vallen er geen telwoorden. Die telwoorden vullen het werkgeheugen maar met onzin. |
Je houdt vooral je mond. Je vraagt hooguit een beetje Wat zie je? De hersenen associëren zoals gebruikelijk als een idioot alles wat in het oogfixatieveld, het werkgeheugen en het langetermijngeheugen zit aan elkaar. Op een gegeven moment hoor je hier en daar in de klas vol vingertellers: Verrek, 10+7 is gewoon 17. Het kind ontdekt het zélf. Dát is fun. Dat is wat Freudenthal bedoelt met actief leren rekenen. |
|
Of dat op de nul van tien nu een truc is of niet, de bijvangst is groot.
Met op de nul van tien druk je een groot probleem van de onderbouw de kop in, vóór het probleem opduikt.
Uiteindelijk ontdekken de kinderen: Optellen, dat is niet wat het woord zegt: téllen, net als Iene, Miene, mutte. Optellen is rékenen: slim gebruik maken van de eigenschappen van de getallen. |
5)
Past het woord twintig het aantalgetal 20? |
Die Oudsaksische twin voor twintig daar is nog wel mee te leven. Het is net zo iets als de twee in 12 die ineens twa heet.
Vreemd is wel dat het woord voor 15 vijftien is maar dat er bij het woord voor 25 ineens en tussen komt.
En dan die -tig, waar komt die toch vandaan?
|
Twintig met cijfers is gewoon, logisch en rekenkundig correct volgens het plaatswaarde systeem, namelijk 20. Tientallen kun je op verschillende manieren rekenkundig correct afbeelden (afb. 72). |
Erg onhandig is wel dat de telwoorden tien, elf en twaalf de ingewikkelde en abstracte tientalligheid verbergen, precies op het moment dat het kind die wereld binnenkomt.
|
6.6.3 Past de volgorde van 10-en en 1-en bij plaatswaarde? |
We zijn nog niet klaar met die telwoorden. Er is ook nog de volgorde van de 10-en en de 1-en.
De volgorde van woorden in een zin zijn belangrijk. Er is een groot verschil tussen een betonblok dat je opvalt en een blok dat op je valt. Ook bij het rekenen is de volgorde van 1-en en 10 belangrijk. Lastig is wel dat die volgorde in telwoorden verschilt.
Het is dus zeer begrijpelijk dat kinderen gaan spookrijden met 10-en en 1-en (12 schrijven of zeggen en 21 bedoelen, spiegelen). Wat te doen met spiegelingen in de klas?
|
6.6.4 De telwoorden passen plaatswaarde niet |
De telwoorden tonen plaatswaarde en tientalligheid niet. Voor de tweetalige teller is de telwoordentaaltombola twee maal zo groot. |
Toetsen moeten meten of kinderen plaatswaarde begrijpen en niet of de telwoorden plaatswaarde begrijpen. |
6.7 Plaatswaarde en denken |
6.7.1 Past multiple choice bij plaatswaarde? |
Met multipe choice kun je fouten uitsluiten en zo goede handelingen afdwingen (afb. 73). |
Multiple choice voorkomt foute handelingen en dwingt zo de juiste handeling af Afbeelding 73. Passen deze sommen met hele 10-en de kinderen?
|
Direct wanneer de meeste opgaven met een uitkomst onder 10 vlot gaan, zou je al opgaven met grote getallen kunnen geven. Plaatswaarde kun je namelijk eigenlijk alleen begrijpen als je ook met grote getallen kennis maakt. Psychologisch gezien gaat het immers niet om de grootte van de getallen maar om de aard van de handeling en de systematiek. De plaatswaardehandelingen met grote getallen zijn gelijk aan de plaatswaardehandelingen met kleine getallen. Meer over snel beginnen met grote getallen in: . |
Afbeelding 74. |
Zo moeilijk is het rekenen met grote hele tientallen overigens ook niet. Zevenjarigen begrijpen: 2 koekjes + 3 koekjes= 5 koekjes. Waarom zouden zij dan niet kunnen begrijpen: 2 honderd + 3 honderd=5 honderd of 2 miljoen + 3 miljoen=5 miljoen. Geef je geen grote getallen dan gaan de kinderen gewoon weer over op het natuurlijke ANS: 1, 10, 100 en daarna is alles miljoen (Approximate Number System.). |
Bij opgaven met grote getallen het wel moeilijk bijhouden welke tientallen je gehad hebt. Dit is met name lastig wanneer de termen naast elkaar staan. Maak daar een denkles van en vraag hoe je dat probleem op kan lossen. Er zijn verschillende goede oplossingen. Met post-its kan het kind dan zijn visuele en mentale focus sturen door delen van de opgave te bedekken (afb. 75). |
|
6.7.3 Passen fouten bij plaatswaarde? |
Plaatswaardefouten zijn:
|
Deze fouten zijn overigens goed nieuws. In de eerste plaats betekenen deze fouten dat het kind geen teller meer is maar snapt dat je een handige rekenhandelingen moet zoeken. Het kind heeft alleen de klok horen luiden maar je moet het kind nog even vertellen waar ze de klepel gehangen hebben. |
Is het kind net van het tellen af en is rekenen met hele grote getallen leuk, stort zijn rekenrealiteit weer in als je te snel gaat ruilen met tienen. Laat het kind routine opbouwen en genieten van plaatswaarde, onder andere met het optellen van hele grote getallen. | De verschillende plaatswaardetrucjes leiden op een gegeven moment tot inzicht in plaatswaarde. Bovendien is het kind inmiddels ouder. Het zal dan wijzer zijn en ook het rekenen beter begrijpen. Mogelijk is het daardoor beter in staat het ingewikkelde inwisselen te begrijpen. |
1) |
De gebruikelijke terminologie is wat lastig.
|
2) | Horseless carriage syndrome: Je ontwerpt iets niews maar precies zo als het oude. Je houdt daardoor nadelen van het oude en profiteert niet van de voordelen van het nieuwe. Je vindt bijvoorbeeld de auto uit en gaat zitten op een zadel en sturen met leidsels. |
3) | Velen zullen niet direct zien dat de bovenste staaf 5 blauwe kralen heeft en de onderste staaf 6. Dit kun je alleen vaststellen door te tellen. |
www.humanefficiency.nl/rekenen/voorwoord.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/voorwaarden.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/tellend_optellen.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/kijkend_optellen.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/denkend_optellen.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/nul.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/plaatswaarde.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/breken.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/ruilen.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/getal_kennis.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/psychologie_kennis.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/statistieken.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/literatuur.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/index_tot_alfabetisch.php |
+31 (653) 739 750 Parkstraat 19 3581 PB Utrecht Nederland leonardverhoef@gmail.com Kamer van koophandelnummer: 39057871, Utrecht. |