7 Ruilen van 10Nog een geniaal idee: ruil 10 in voor 1Bij Egyptenaren en Romeinen kun je zien hoe handig het is, steeds 10 enen te ruilen voor 1 tien. Maar voor een zevenjarige is dat abstracte gedoe moeilijk te begrijpen. Toch kun je kinderen ruilen van 10 wel uitleggen. |
Duimen, voeten en ellen(bogen) zijn wel handig om met je eigen lichaam een hoeveelheid af te meten maar het is onnauwkeurig en het rekent niet handig. Vooral niet wanneer je 4 Rijnlandse duimen, 3 Rijnlandse voeten en 9 Rijnlandse ellen stof gekocht hebt en moet uitrekenen hoeveel 1 Amsterdamse el moet kosten. Je kon dat allemaal leren uit De Cijfferinghe van Willem Bartjens. | Een Franse generaal was ooit nogal actief in héél Europa. Hij werd gek van de lokale duimen, voeten en ellen. Hij voerde het metrieke stelsel in met steeds ruilen van 10 (decimaal). Gelukkig had Napoleon niet zo veel op met het volk. Ondanks veel tegenstand en zelfs wat moordpartijen voerde hij het systeem in, inclusief de Griekse en Romeinse namen | Niemand minder dan Simon Stevin (1548-1620, heeft enkele decennia nog geprobeerd het metrieke decimale stelsel in Holland ingevoerd te krijgen. Maar ja, het systeem was Frans dus het Nederlandse volk moest daar niets van hebben. Het werd uiteindelijk in 1820 ingevoerd door de tamelijk autoritaire koopman koning Willem 1. Hij werd waarschijnlijk ook gek van het gereken voor zijn provinciale en Europese zaakjes. |
Maar toen al moest de Nederlandse koning voorzichtiger met zijn volk omgaan dan Napoleon. Hij gebruikte sluw (nog) niet de Griekse en Romeinse voorvoegsels maar de oude Nederlandse woorden voor de oude maten. De centimeter die werd gewoon de duim en het Franse frame haalde hij weg door er Nederlands voor te zetten, een Nederlandse duim dus. Verder werd het systeem gepresenteerd als een uitvinding van de wereldberoemde Nederlandse wetenschapper Van Swinden. Met het metrieke decimale stelsel verdween ook De Cijfferinghe. |
7.1.2 De Engelsen nu |
De Engelsen betaalden tot 1971 met een tamelijk ingewikkeld ruilsysteem. 12 pence (niet 10) is 1 shilling, 20 shilling (niet 10 of eventueel weer 12) =1 pond. Hoeveel pond is 100 pence? dat was toen dus een lastige vraag. In Europa waren toen 100 centen 1 gulden, 1 mark of 1 frank. Hoeveel cent een gulden, mark of frank was, dat was in die landen een stomme vraag. | En dan de lengtematen. Die van de Engelsen. Ook interessant. Een mijl is 1760 yard, een yard= ... feet, een feet= ... inch. Dus één mijl is 63 358,27 inch zou je denken. Dat klopt voor inches na 1959. Toen werd een van de twee inches afgeschaft. Het klopt ook als je van de ongeveer vier mijlen de veel gebruikte maar niet standaard landmijl neemt. |
7.2 Ruilen van 10 in het leerproces |
Vergis je niet, zo voor de hand liggend is dat herhaald ruilen van 10 nog niet. Hier, is het advies in § vijfjarigen te leren dat je met één maat moet meten. | Begin er pas aan als de vorige leerfase plaatswaarde er goed in zit. Een verkeerde introductie kan de boost die het kind krijgt van het uitrekenen van sommen met grote getallen, zo vervliegen. |
7.3.1 Met MAB![]() MAB (Mutibase Arithmetic Blocks) Verbeelding 52. |
7.3.2 de lusabacus ![]() Lusabacus Verbeelding 53. |
7.3.3 Met onder elkaar
Sommen onder elkaar Verbeelding 54. |
1)
Aard van de kennis MAB is zeer concreet omdat de afzonderlijke eenheden (blokjes) zelfs bij de duizendtallen te zien en min of meer te tellen zijn. MAB combineert puntkennis voor de 1-en, lijnkennis voor de 10-en, veldkennis voor de 100-den en 3d-kennis voor de 1000-den. Zie § 9.2.2 voor een toelichting op deze soorten kennis. | Op de lusabacus zijn de afzonderlijke eenheden ook nog te zien en aanwezig maar hier hangt het aantal van de kraal af van zijn plaats; van de stang waar hij op zit. Eén kraal op de staaf van tien staat voor tien kralen. Met alleen de rechter staaf is de lusabacus een lijn-verbeelding, als de getallenlijn. Met twee stangen is het een veld-verbeelding als het honderdveld. Elke stang erbij is dus een dimensie erbij. Dus met 3 stangen heb je een 3d_veld. En zo verder. | De onder elkaar verbeelding is min of meer gelijk aan de verbeelding met de lusabacus. Er is plaatswaarde. Er zijn echter geen losse eenheden als blokjes of kralen meer, behalve op de staaf van de eenheden. |
2)
Vermaterialisering van 1-en en 10-en MAB is zeer concreet. Er zijn losse blokjes voor de enen, staven voor de tientallen. In de staaf zijn de 10 blokjes nog zichtbaar. En zo verder naar duizend. | Lusabacus is ook zeer concreet. Het ruilen kan het kind vermaterialiseerd uitvoeren. | Bij de termen onder elkaar verbeelding is niet concreet. Er zijn géén afzonderlijke eenheden (blokjes of kralen). Bij onder elkaar zijn er geen afzonderlijke eenheden meer maar alleen cijfers. Het ruilen verloopt door tien eenheden van de eenheden in de rechter kolom, te ruilen voor één kraal voor de linker kolom. Plaatswaarde is verbeeld in de kolommen van de tabel. |
3)
Eindeloze herhaling MAB laat niet de herhaling van het 10-tallig ruilen zien en ook niet dat dit eindeloos door gaat. Beide zijn wel essentieel. Als je dat begrijpt, dan je weet dat 1+2=3 en ook dat 10+30=40, en ook dat 1000+3000=4000, etc. | De lusabacus toont het systeem van de oneindige herhaling naar links (10, 100, 1000, 10 000, etc.) en naar rechts (10 dan 1 dan 0,1 dan 0,01 etc. Gewoon alle lusabacussen van de klas naast elkaar zetten | Net als met lusabacussen kan het kind eindeloos brede sommen onder elkaar verzinnen en oplossen. De beperking is de breedte van het papier. |
4)
Vermaterialisering van ruilen De noodzaak van ruilen is niet zichtbaar, vooral niet wanneer de blokjes slordig neergelegd zijn. Het ruilen kan je wel vermaterialiseren. Tien losse blokjes ruil je voor een staaf van tien. Tien staven ruil je voor een plak van honderd. Tien plakken ruil je voor een kubus van 1000. Het ruilen is zo goed verbeeld. | De 11de kraal heeft een andere kleur. Zo is goed te zien dat je moet ruilen. Heeft een staaf meer kleuren dan moeten er tien achter het schot verdwijnen en moet er op de linker staaf één 10-tal kraal van achter het schot naar voren komen. | De noodzaak van ruilen is bij onder elkaar niet verbeeld. Hier plaatsen we de uitkomsten in hokjes. In elk hokje kan en mag maar één cijfer staan. Dat is de vermaterialisering van het ruilen. Het ruilen verwoord je met Eén onthouden. Een verbeelding voor de te onthouden tien is een streepje voor een onthouden ergens links
|
5)
Verbeelding van de procedure Het ruilen is een procedure met meer stappen. Het kind moet weten welke stappen en de volgorde van de stappen. MAB geeft niet aan welke stappen te ondernemen noch de volgorde. Dit moet het kinder leren en in zijn werkgeheugen paraat houden. Daar komt bij dat de er veel (vinger)handelingen zijn en de procedure dus lang duurt. De kans neemt dan toe dat er informatie uit het werkgeheugen verdwijnt, bijvoorbeeld wat de volgende stap moet zijn. | De procedure is lijn-kennis; werken van rechts naar links. Verder moet het kind leren:
Het uitvoeren van de handelingen met de lusabacus is minder omslachtig dan met MAB. De groepen kralen kan het kind met één vingerhandeling verplaatsen. De procedure is daardoor korter dan bij MAB. Daardoor is de kans kleiner dat het kind het overzicht over de procedure verliest. De ruilhandeling kunnen de kinderen materieel uitvoeren en visueel zien. Eventuele fouten en aarzelingen ziet de rekenmeester aan de handelingen met de kralen. | In principe zijn getallen n-dimensionale kennis. Door het geniale plaatswaarde systeem (zie § ) is de ruilen gewoon lijnkennis, net als bij de lusabacus. Gewoon de lijn van rechts naar links afwerken. Bij onder elkaar zijn er geen afzonderlijke eenheden die het kind op hun plaats moet zetten maar cijfers. Daardoor kan de procedure sneller verlopen. Dit geeft minder belasting van het werkgeheugen en maakt het houden van overzicht eenvoudiger. Het uitvoeren van de handelingen met cijfers kost minder tijd van het werken met afzonderlijke eenheden. De route is eenvoudig: van rechts naar links. |
6)
Pasvorm voor oogfixatieveld Plaatsing van de blokjes in het oogfixatieveld kan wel maar is waarschijnlijk teveel gevraagd voor de kinderen. Meer over oogfixatieveld in § 8.3.2. | De kralen zitten compact en vast op stangen. Daardoor passen de belangrijkste getalsrelaties in het oogfixatieveld. | Naast elkaar verbeeldt geen eenheden maar cijfers. Dat spaart ruimte. In een tabel kan de rekenmeester de getallen compact passend in het oogfixatieveld tonen. ![]() Termen onder elkaar, termen en uitkomst in het oogfixatieveld Verbeelding 55. |
7)
Werkgeheugenvriendelijkheid Het uitvoeren van de handelingen kost veel tijd. Het kind moet nog veel tellen. Daardoor kan het kind het overzicht van het ruilen kwijt raken. Daardoor is er minder mentale en werkgeheugen ruimte over voor de ruilhandelingen zelf. Ook is er voor het kind dan minder ruimte voor beschouwing om te zien wat het doet. |
Onder elkaar geeft de minste belasting van het werkgeheugen.
|
Kinderen vragen vaak: Wanneer gaan we nou ....
Tijd is belangrijk in de kindrealiteit.
Helaas is analoog klokkijken erg lastig. Logisch.
|
|
![]() Urenveldklok, slaap- en schooltijd ingevuld Verbeelding 58. |
Niet 7 urenvelden aan elkaar en je hebt een weekagenda. Incidenteel lerend krijg je de tafel van 5 en 6 cadeau. Dán is klokkijken geen probleem maar fun. Fun, want het kind heeft kindrealiteittijdcontrol. |
. |
7.4 Hoe verwoord je Ruilen van 10 |
7.4.1 Met de woord cloud ruilen |
Het gebruikelijke woord in het onderwijs is inwisselen van 10. Het woord inwisselen is op zich correct. Wel is inwisselen nogal abstract en niet een woord uit de kindrealiteit. | Ruilen van 10 is plastischer. Dat geldt ook voor splitsen naar tien. Je ziet ook dat kinderen splitsen en inwisselen verwarren. Overschrijding geeft aan wat er gebeurt. Ruilen van 10 geeft de handeling aan die het kind moet uitvoeren. Min of meer hetzelfde geldt voor het woord overbruggen |
7.4.2 Met Een onthouden niet |
|