1 RekenvoorwaardenDrie muggen zijn meer dieren dan twee olifantenToon een vijfjarige drie muggen en twee olifanten en vraag: Wat zijn er meer? Het antwoord is: Meer olifant. De visuele hoeveelheid is dominanter dan het abstracte aantal. Vijfjarigen kennen nog geen behoud van hoeveelheid. Voor je met getallen aan de slag gaat, moet het kind begrijpen dat het bij hoeveelheid om één bepaalde, tamelijk abstracte eigenschap gaat. |
Rekenvoorwaarden zijn een eenvoudige vorm van kennis. Het gaat voornamelijk om het leren van woorden die met hoeveelheden te maken hebben. Woordenschat dus. Het gaat nog niet om aantal, getallen en rekenen. | Voor Willem Bartjens waren de rekenvoorwaarden niet relevant. Zijn leerlingen waren oud genoeg. Hij begon gelijk op pagina 1 met de telwoorden tot 100 |
1.2 Rekenvoorwaarden in het leerproces |
Bij rekenvoorwaarden gaat het vooral om de woordenschat die nodig is om handelingen met aantal te leren. Rekenmeesters leggen veel uit met woorden. |
1.3 Hoe verbeeld je Rekenvoorwaarden |
Het lastige van aantal is, dat aantal zelf eigenlijk niet te zien is, behalve dan via een andere zichtbare eigenschap. Aantal is een eigenschap van een groepen niet van een object. | Verder is aantal een eigenschap van een eigenschap: Wat is het aantal (de eigenschap van een groep) groene stippen (een eigenschap van een groepslid). Vandaar de zorgvuldige opbouw in het vorige hoofdstuk. Hoe vertel je dit nu aan kinderen. |
1.3.1 Met materiaal uit de speelgoedwinkel |
Tja. De speelgoedwinkel. Een willekeurig voorbeeld. |
|
![]() Het aantal is niet in een oogopslag te bepalen. Verbeelding 2. |
Dus ... Pff. Dat is nogal wat. Zeker zo aan het begin van het eerste hoofdstuk. Maar de conclusie is wel duidelijk. Misschien toch maar niet naar de speelgoedwinkel gaan. |
1.3.2 Met een vorm die het cijfer verbeeldt |
Zorg dat er een overeenstemming is tussen de presentatie van het aantal en het cijfer. Vervlecht het cijfer 8 in een octopus (met duidelijk 2x4 poten). De hoeveelheid 8 past in het oogfixatieveld
, is visueel geheel aanwezig en kan het oog in één keer herkennen. Niet alleen de hoeveelheid overigens maar ook het cijfer.
Met de afbeelding kan de rekenmeester eenvoudig de hoeveelheidsvraag stellen: Hoeveel stippen zitten er onder dit cijfer? Volgt het antwoord vrijwel direct dan heeft het kind het hoeveelheidsbegrip en kan het kind het cijfer 8 lezen. Duurt het antwoord wat langer dan zit het kind waarschijnlijk nog te tellen. Dan nog even met het kind wat gaan dobbelen. In een cultuur waar dobbelen niet mag, kan domino ook. |
|
Een getal is een abstracte eigenschap van een groep. Denken in abstracte eigenschappen, niet van objecten maar ook nog eens van groepen is erg moeilijk voor vijfjarigen. |
1.4.1 Met 1 object met een opvallende visuele eigenschap |
De eerst stap is eigenschappen herkennen. Kleur en vorm zijn visuele eigenschappen van een object die visueel dominant zijn. Daar kan de zesjarige wat mee. Ook niet visueel waarneembare eigenschappen als gewicht, hardheid (materiaal, geluid) en ruwte gaan ook nog wel. | Eerst is de vraag slechts: Heeft het object de eigenschap? Is het blokje rood of is het niet rood. Puntkennis heet dat hier . |
1.4.2 Met 2 objecten met dezelfde visuele eigenschap |
De volgende stap is de relatie tussen twee objecten. De eigenschap plaats is een abstracte maar toch goed waarneembare eigenschap. Daarom zijn plaatsbepalingen een goede voorbereiding op getalbegrip. Ook eigenschappen die minder dominant zijn, bereiden goed voor op het abstracte getalbegrip. Bij plaatsbepaling gaat het niet meer om één objecten, één punt maar op de relatie tussen twéé punten. Meer ove puntenkennis in § 9.2.2. | Woorden die een plaatsrelatie aangeven zijn: achter(aan), boven(aan), hoog, laag, rechts, midden, naast, onder, voor. |
1.4.3 Met 2 objecten met dezelfde eigenschap in verschillende mate |
Na het benoemen van een plaatsrelatie tussen twee objecten komt het benoemen van hoeveelheidsrelaties tussen twee objecten, bijvoorbeeld met woorden als: meer en minder. Verder de woorden: tellen, cijfer, getal, plus, eraf, erbij |
Kinderen zullen met aantal geen moeite mee hebben. Dieren ook niet blijkt duidelijk uit onderzoek
. Gaat een guppie bij gevaar niet naar de grootste groep dan is de kans groter dat het met hem is gedaan.
Ook het achtervoegsel -tje hoort hier. Daarbij gaat het immers ook om een hoeveelheidsrelatie tussen twee objecten. Maar die -tje is een lastige.
Bollebozen zouden wel eens op de proppen kunnen komen met de vraag: Is een snoepje een kleine hoeveelheid snoep of een hoeveelheid kleine snoepjes?
En: Waarom heet een zak met grote snoepjes een zak met snoepjes en niet een zak met snoepen?
En een andere bolleboos: Een tientje is 10 euro toch? en dan: Hoeveel is dan tien |
1.4.3 Met meer dan 2 objecten met dezelfde eigenschap in verschillende mate |
Hoeveelheid zelf is eigenlijk niet te zien, behalve dan via een andere zichtbare eigenschap. Hoeveelheid is een eigenschap van een groep. | Verder is hoeveelheid een eigenschap van een eigenschap: Wat is het aantal (de eigenschap van een groep) groene stippen (een eigenschap van een groepslid). |
1.5.1 Met abstracte hoeveelheid versus visuele hoeveelheid |
Andere hoofdstukken+31 (653) 739 750 Parkstraat 19 3581 PB Utrecht Nederland leonardverhoef@gmail.com Kamer van koophandelnummer: 39057871, Utrecht. |