1 Rekenvoorwaardenwww.humanefficiency.nl/rekenen/voorwaarden.phpDrie muggen zijn meer dieren dan twee olifantenToon een vijfjarige drie muggen en twee olifanten en vraag: Wat zijn er meer? Het antwoord is: Meer olifant. De visuele hoeveelheid is dominanter dan het abstracte aantal. Vijfjarigen kennen nog geen behoud van hoeveelheid. Voor je met getallen begint, moet het kind begrijpen dat het gaat om het aantal van één bepaalde eigenschap: Hoeveel blauwe stippen? |
1.1 Wat zijn Rekenvoorwaarden? |
Rekenvoorwaarden zijn een eenvoudige vorm van kennis. Het gaat om de betekenis van hoeveelheidswoorden. Het gaat nog niet om aantal, getallen en rekenen. Hier heet dat puntkennis ). Een grote psychologische sprong voorwaarts kwam in de zestiger en zeventiger jaren. De grote leerachterstand bij sommige kinderen moest weggewerkt worden met ’compensatie programma's’ Daarbij lag de focus op lees- en rekenvoorwaarden. | Rond 1969 ontstond zo het tv programma Sesamstraat in de VS. Sinds 1976 is Sesamstraat ook in Nederland. Dit op voorspraak van de denkontwikkelingspsycholoog Dolf Kohnstamm. |
1.2 Hoe toon je Rekenvoorwaarden? |
Lastig van ’aantal’ is dat aantal zelf eigenlijk niet te zien is. Aantal is alleen te zien via een andere waarneembare eigenschap. Aantal is een eigenschap van een groep objecten en niet zo zeer van één object. Hoe moet je dat dan aan het kind tonen? De eerst stap is dus eigenschappen herkennen. Kleur en vorm zijn eigenschappen die visueel dominant zijn. Daar kan de zesjarige wat mee. Ook niet-visueel waarneembare eigenschappen als gewicht, hardheid (van materiaal) en ruwte gaan wel. En tijdens de muziekles zijn er verschillen in volume en toonhoogte. | De vragen aan het kind zijn dan: Heeft het object de eigenschap? Is het blokje rood of is het niet rood? Leg de rode bij elkaar. |
1.3.1 Past vergelijken van hoeveelheid bij voorwaarden? |
Na het herkennen en benoemen van eigenschappen komt het vergelijken van de hoeveelheid die een object heeft. Meestal is dat met vergelijkende trap (meer en minder). Welke is groter, langer, roder, etc. |
Dieren hebben met dergelijke hoeveelheidsverschillen geen probleem blijkt uit onderzoek Apen vallen een andere groep apen alleen aan wanneer hun aantal 1,5 maal dat van de tegenstanders is. Guppy’s gaan bij gevaar naar de grootste groep. Daar is de kans op overleven groter. Ook kinderen hebben geen moeite met hoeveelheidsverschillen. Hoeveelheidsverschillen zien zij al op 50-urige leeftijd |
Na meer/minder vergelijken van twee objecten volgt het vergelijken van méér dan twee objecten: groot, groter, grootst. | In de taal heet dat overtreffende trap. Bij het rekenen heet dat seriatie of ordinaliteit. Hier heet dat volgorde. Tegen kinderen zeg je: Leg maar op volgorde (van grootte) (afb. 1). |
|
Voor hoeveelheidsverschil is er ook het achtervoegsel tje. Maar helemaal eenduidig is tje niet.
|
1.4.1 Passen abstracte hoeveelheden? |
Tot verbazing van psychologen in de zeventiger jaren van de vorige eeuw, gaven veel kinderen een ’fout’ antwoord op de vraag: Zijn er meer (2 grote) blauwe stippen of meer (3 kleine) groene stippen (afb. 2). Bij die vraag gaat het om behoud van hoeveelheid: het abstracte aantal verandert niet, ook al heeft een groep concreet veel blauw. | Begrijpt het kind hoeveelheidsbehoud niet, dan kan dat betekenen dat het kind nog niet toe is aan het abstracte aantalgetalbegrip. Dan kun je nog niet gaan rekenen volgens de denkpsycholoog klassieke cognitieve psychologie en dan met name volgens Piaget. |
Psychologen noemen het begrijpen van hoeveelheidsbehoud conservatieDe psychologen vroegen vaak Wat is meer? Je moet natuurlijk wel duidelijk vragen naar het aantal stippen. Hoe dan ook, het kind moet dit taalspelletje wel begrijpen. Pikant is overigens dat apen geen last van die taalspelletjes hebben en ook geen problemen hebben met deze opgaven |
Freudenthal geloofde daarom niet zo in dat soort experimenten. Hij kwam, zoals gebruikelijk, met een zeer uitvoerige en scherpe wiskundige analyse van dat soort hoeveelheidswoorden | Zijn betoog lijkt op wat hier psychologisch heet: directe interpretatie ). Mensen praten niet over hoeveelheidsschalen en over een fysiek aantalgetal op die schaal maar geven direct de uit te voeren handeling vanuit een bepaalde interpretatie van de hoeveelheid. En dat alles in één woord. We zeggen eigenlijk direct wat je moet doen: Je moet Vermeerderen. of je moet Minderen. Rennen, wolven! Klinkt misschien wat ingewikkeld, dus wat concrete voorbeelden. |
|
Hoe dan ook, als je dit soort hoeveelheidsbehoud-opgaven geeft, toon het aantal (stippen) zo dat je ziet wat het hoogste aantal is (afb. 3) . | Vraag verder dus niet ongespecificeerd: Wat is meer? Maar specificeer: Welke kleur heeft de meeste stippen? Maar ja dat is dan weer een ingewikkelde zin. Dan is er weer kans dat delen van de zin verloren gaan in de oren, in het werkgeheugen of in de hersenen ). Wel lastig allemaal. Niet meer of minder maar al die woorden en interpretaties daarvoor. |
1.4.2 Past meten bij voorwaarden? |
heeft zeer uitvoerig onderzoek gedaan naar het voorbereidend rekenen van kleuters. De conclusie van dat onderzoek is dat meten essentieel is om getallen te kúnnen optellen en (optelbaarheid) te kunnen begrijpen. | In Nederland kwam tot dezelfde conclusie. In de onderzoeken van Minskaja en Koster komen meten vóór optellen. De zesjarigen vergelijken eerst objecten die ze niet kunnen zien omdat een van de twee hoeveelheden achter een schot liggen. Met de maat kun je dan het aantal en daarmee het verschil bepalen. Die maat is dan geen volgordegetal maar een aantalgetal. Maar dat is het logische verhaal. |
Nu een logisch verhaal. Het meten maakt verder de logische rol van het tellen voor bepaling van het aantalgetal duidelijk. Wanneer het kind deze hoeveelheidsvergelijkingen begrijpt, is het dicht bij een precieze aanduiding van hoeveelheid, namelijk aantal en getal. De gedachte is dat onvoldoende aandacht voor het meten wel eens bij zou kunnen dragen aan het tellend blijven optellen. Het optellen blijft dan Iene, miene, mutte. En er is dan geen aantalgetalbegrip. | En dan nu een psychologisch verhaal. Als je dus met lengte gaat meten dan zit je wel in de mistige lengte-woordenwolk. Verder moet je bij meten tellen. Dat tellen blijven kinderen dan doen, ook bij het optellen. Dán wil je echter dat kinderen rekenend optellen. Hierbij zou wel eens sprake kunnen zijn van wat Freudenthal didactische inversie noemt. Je moet niet onderwijzen zoals je het zelf geleerd hebt, bijvoorbeeld eerst leren tellen. Je moet onderwijzen zoals je dat zou doen met de kennis die je nu kunt hebben. Het volgende hoofdstuk gaat daar op in. |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/voorwoord.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/voorwaarden.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/tellend_optellen.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/kijkend_optellen.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/denkend_optellen.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/nul.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/plaatswaarde.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/breken.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/ruilen.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/getal_kennis.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/psychologie_kennis.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/statistieken.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/literatuur.php | |
www.humanefficiency.nl/rekenen/rekenen/index_tot_alfabetisch.php |
+31 (653) 739 750 Parkstraat 19 3581 PB Utrecht Nederland leonardverhoef@gmail.com Kamer van koophandelnummer: 39057871, Utrecht. |